ECLI:NL:GHLEE:2012:BY3481

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000452-12
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Lahuis
  • A. van Schuijlenburg
  • W. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor onrechtmatige vrijheidsberoving in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van onrechtmatige vrijheidsberoving. De verzoeker, geboren in 1948 en woonachtig in Engeland, had 301 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht zonder dat er een straf of maatregel was opgelegd. De advocaat-generaal had betoogd dat er geen billijkheidsgronden waren voor schadevergoeding, omdat verzoeker zelf de voorlopige hechtenis had afgeroepen door niet direct de politie te informeren na de fatale gebeurtenissen op 14 oktober 2008. Het hof oordeelde echter anders. Het feit dat verzoeker na de gebeurtenissen naar Engeland was teruggekeerd, was niet voldoende om te concluderen dat hij zelf verantwoordelijk was voor de langdurige detentie. Het hof concludeerde dat er geen specifieke omstandigheden waren die toekenning van schadevergoeding onbillijk zouden maken. Daarom werd aan verzoeker een schadevergoeding van € 24.730,- toegekend voor de geleden schade als gevolg van de onrechtmatige vrijheidsberoving. De voorzitter van het hof, mr. Lahuis, heeft de beschikking ondertekend, en de tenuitvoerlegging van de schadevergoeding werd bevolen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Raadkamernummer: 000452-12
Perketnummer hoger beroep: 24-002153-09
parketnummer eerste aanleg: 07-630433-08
Beschikking d.d. 19 november 2012 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker]
geboren in het jaar 1948 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezende te [woonplaats], [adres],
niet verschenen. Wel verschenen is de advocaat van verzoeker mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
De inhoud van het verzoek
Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 24.730,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in openbare raadkamer van 5 november 2012 gehoord de advocaat-generaal alsmede de advocaat van verzoeker.
Voorts heeft het hof gezien de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken.
De beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
- tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig geweest, behandeld in eerste aanleg onder parketnummer 07-630433-08 door de rechtbank Zwolle-Lelystad en vervolgens in hoger beroep onder parketnummer 24-002153-09 door dit hof op 2 november 2011;
- verzoeker heeft 301 dagen (te weten van 1 oktober 2008 tot en met 20 augustus 2009) in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- verzoeker is bij arrest van dit hof d.d. 16 november 2011 ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweerexces;
- voormeld arrest is onherroepelijk geworden op 30 november 2011;
- de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel;
- verzoeker heeft tengevolge van voormelde detentie schade geleden;
- verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer van het hof - overeenkomstig zijn eerder ingediende schriftelijke standpunt d.d. 24 augustus 2012 - bepleit dat er in de onderhavige zaak geen billijkheidsgronden aanwezig zijn om een vergoeding ter zake van immateriële schade aan verzoeker te kennen. Hiertoe is - kort gezegd - aangevoerd dat verzoeker de toepassing van voorlopige hechtenis over zichzelf heeft afgeroepen, nu verzoeker direct na de fatale gebeurtenissen niet de politie heeft geïnformeerd maar is gevlucht naar Engeland. Nu uit verklaringen van verzoeker blijkt dat hij zich niet alles wat er op 14 oktober 2008 was gebeurd kon herinneren, heeft hij zijn berechting terecht in voorlopige hechtenis moeten afwachten. Het verzoek tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, aldus de advocaat-generaal.
De advocaat van verzoeker heeft hier het volgende tegenin gebracht. Verzoeker woonde ten tijde van het bewezenverklaarde feit in Engeland en is na de betreffende gebeurtenis slechts teruggegaan naar zijn woonplaats, een voor hem bekende en veilige omgeving. Er was geen sprake van vluchten. Het was een traumatische gebeurtenis en verzoeker was in paniek. Vanaf het moment dat verzoeker werd aangehouden, heeft hij zich coöperatief opgesteld. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek en heeft consequent en consistent verklaard. Dat hij zich sommige details niet meer wist te herinneren, is gelet op de impact van een dergelijke gebeurtenis, niet vreemd. Derhalve is het niet aan de proceshouding van verzoeker te wijten dat hij bijna een jaar in voorarrest heeft gezeten. Nu verzoeker op
14 november 2008 voor het laatst door de politie is gehoord en op basis van deze verklaring(en) (uiteindelijk) het beroep op noodweerexces is gehonoreerd, had hij veel eerder in vrijheid kunnen en moeten worden gesteld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daar waar verzekering en voorlopige hechtenis zijn toegepast, zonder dat een straf of maatregel is gevolgd, heeft als uitgangspunt te gelden dat - naar achteraf is gebleken - sprake is geweest van onrechtmatige vrijheidsberoving waarvoor compensatie in de vorm van schadevergoeding moet worden toegekend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken op grond van specifieke aan verzoeker toe te rekenen omstandigheden van het geval.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dergelijke omstandigheden zich in de onderhavige zaak niet voordoen. De omstandigheid dat verzoeker na het gebeuren op 14 november 2008 is teruggekeerd naar zijn woonplaats in Engeland - een lidstaat van de Europese Unie - kan niet als zodanig gelden. Ook overigens is niet gebleken van aan verzoeker toe te rekenen omstandigheden waardoor toekenning van schadevergoeding niet billijk zou zijn.
Gelet op het vorenstaande zal het hof aan verzoeker de volgende vergoeding ten laste van de Staat toe kennen voor de schade, welke hij tengevolge van voormelde detentie in voormelde strafzaak heeft geleden:
301 dagen ondergane detentie:
26 politiebureau/beperkingen ad € 105,- € 2.730,-
275 huis van bewaring à 80,- € 22.000,- +
Totaal € 24.730,-
De beschikking
Het hof:
kent aan verzoeker [verzoeker] toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 24.730,-.
Aldus gegeven door mr. Lahuis als voorzitter, mrs. Van Schuijlenburg en Wolters, in tegenwoordigheid van mr. Akkerman als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging ten aanzien van dit bedrag door overmaking van dat bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derden-gelden te Biesebeek Advocaten.
Voorzitter