De beoordeling
De feiten
1. [appellante] heeft geen grieven gericht tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten onder 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis, terwijl ook overigens niet van bezwaren tegen die vastgestelde feiten is gebleken. Aldus zijn deze feiten niet in geschil. Samen met wat in hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan, komen de feiten op het volgende neer.
1.1 Op 3 februari 2006 is tussen partijen een huurovereenkomst gesloten ingaande 16 januari 2006 met betrekking tot de in 1886 gebouwde woning aan [adres] te [plaats], tegen een huurprijs van op dat moment € 355,95 per maand. Ingevolge de huurovereenkomst is [appellante] onder meer verplicht om de woning naar behoren te stofferen en zelf te bewonen.
1.2 [appellante] heeft de woning niet betrokken omdat zij vocht- en schimmelproblemen constateerde. Zij heeft elders tijdelijke huisvesting gevonden.
1.3 In opdracht van de gemeente Ameland heeft het bureau voor bouwfysica [bureau voor bouwfysica] de woning onderzocht en daarover op 29 januari 2008 rapport uitgebracht. Daaruit blijkt onder andere van zodanig ernstige vochtklachten in de woning, dat van een normaal woongerief geen sprake kan zijn. Bureau [bureau voor bouwfysica] achtte het noodzakelijk om een omvangrijke hersteloperatie aan de woning uit te voeren en heeft daartoe aanwijzingen gegeven.
1.4 Naar aanleiding van deze rapportage heeft de gemeente Ameland aan Bouwbedrijf [bouwbedrijf] opdracht tot renovatie van de woning gegeven tegen een aanneemsom van ongeveer € 155.000. Ing. [medewerker bureau van bouwfysica] van Bureau [bureau voor bouwfysica] heeft tijdens het gehele bouwtraject inspecties uitgevoerd.
1.5 [appellante] kon eind 2007 niet langer op haar tijdelijke adres verblijven en heeft in [woonplaats] een tijdelijk onderkomen gevonden. De gemeente Ameland heeft haar een verhuiskostenvergoeding verstrekt. Eind 2008 moest [appellante] opnieuw verhuizen, terwijl de gehuurde woning op Ameland nog niet gereed was voor gebruik. [appellante] heeft in het voorjaar van 2009 in kort geding van de gemeente een verhuiskostenvergoeding en huursuppletie wegens hogere huur elders gevorderd. Op 7 mei 2009 hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding een minnelijke regeling getroffen, onder meer inhoudende dat de gemeente aan [appellante] wederom een verhuiskostenvergoeding zou betalen en van 1 januari 2009 tot drie weken na voltooiing van de renovatie het verschil in huurprijs zou vergoeden tussen de woning op Ameland en de tijdelijke woning.
1.6 Bij brief van 24 december 2009 heeft de gemeente haar telefonische mededeling van eerder die maand bevestigd, inhoudende dat de woning begin februari 2010 zal worden opgeleverd, waarna [appellante] het gehuurde kan betrekken.
In een brief van eveneens 24 december 2009 heeft [appellante] te kennen gegeven dat zij nogmaals moest verhuizen, ditmaal naar [plaats]. De gemeente heeft, op verzoek van [appellante], weer een verhuiskostenvergoeding betaald, ditmaal van
€ 2.500,- en onder de voorwaarde dat dit bedrag wordt teruggevorderd wanneer [appellante] het gehuurde pand op Ameland niet zal betrekken.
1.7 Op 6 januari 2010 heeft de gemeente Ameland aan de gemachtigde van [appellante] bericht dat de oplevering zal plaatsvinden op 4 februari 2010, waarna de woning op 8 februari 2010 door [appellante] kan worden betrokken.
1.8 De oplevering heeft op 4 februari 2010 daadwerkelijk plaatsgevonden. [medewerker bureau van bouwfysica] heeft bij brief van 19 februari 2010 bericht dat, op enkele werkzaamheden na, de woning conform afspraken is gesaneerd en aangepast ten aanzien van de vochttechnische- en bouwfysische aspecten. Hier en daar is volgens hem qua materiaalgebruik of uitvoering afgeweken van het aanvankelijke plan, maar er zijn geen concessies gedaan aan het gewenste kwaliteitsniveau.
1.9 De gemeente Ameland heeft [appellante] op 4 maart 2010 bericht dat zij de woning kan betrekken, dat de verplichtingen uit de huurovereenkomst met ingang van 15 maart 2010 weer in werking treden en dat de op 7 mei 2009 afgesproken huursuppletie zou eindigen.
Vanaf 15 maart 2010 heeft de gemeente de (geïndexeerde) huurprijs in rekening gebracht.
1.10 [appellante] heeft geantwoord dat zij een gezamenlijke inspectie van de woning wenste in aanwezigheid van [medewerker bureau van bouwfysica]. De gemeente Ameland heeft dit afgewezen. [appellante] heeft de woning daarna op 26 april 2010 geïnspecteerd in aanwezigheid van een medewerker van de gemeente, en daarna bericht dat de woning nog steeds muf rook en dat er schimmel op de eerste verdieping was aangetroffen. [appellante] wenst een overzicht van de werkzaamheden die zijn verricht door [Bedrijf X] Bedrijfshygiëne, het bedrijf dat belast was met de schimmelbestrijding. Na ontvangst van de opdrachtbon aan en garantieverklaring van [Bedrijf X] heeft [appellante] de renovatie laten beoordelen door [Bedrijf y] Adviesburo. Directeur [medewerker Bedrijf y] van [Bedrijf y] heeft bij zijn onderzoek op 8 juli 2010 op een enkele plaats oppervlakteschimmels aangetroffen en verder een aantal onvolkomenheden vastgesteld. [medewerker bureau van bouwfysica] heeft nader gereageerd op de rapportage van [Bedrijf y].
1.11 [appellante] heeft de woning niet betrokken en ook de met ingang van 15 maart 2010 in rekening gebrachte huur, ondanks sommaties, niet betaald. De gemeente Ameland heeft, na een medio juli 2010 verstreken ultimatum voor het voldoen van de huurachterstand en een toezegging de woning binnen korte termijn te betrekken, in kort geding gevorderd dat [appellante], vooruitlopend op ontbinding van de huurovereenkomst, ieder gebruiksrecht van de woning wordt ontzegd. Deze vordering is bij vonnis van 28 september 2010 toegewezen. Het vonnis is bij arrest van dit hof van 18 januari 2011 in kort geding bekrachtigd. De gemeente Ameland heeft de woning met ingang van 1 november 2010 aan derden verhuurd.