De verdere beoordeling
1. De grieven I tot en met IV voor het overige
1.1. Om aan het genoemde tegenbewijs te voldoen heeft [appellant] op 8 oktober 2010 en 12 november 2010 zes getuigen doen horen, te weten: [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 5], [getuige 5] en [getuige 6]. Allen in de periode oktober 2006 tot en met eind 2007 werkzaam bij Sportpaleis. Sportpaleis heeft afgezien van het doen horen van getuigen in contra-enquête.
1.2. De verklaringen van de getuigen stemmen vergaand overeen en komen erop neer dat de getuigen, de een wat meer de ander wat minder, bij Sportpaleis regelmatig overwerkten. Sommigen van hen ontvingen vergoeding in de vorm van tijd en anderen in de vorm van contante betaling. Die betalingen werden gedaan door de heer [bedrijfsleider] (bedrijfsleider) en soms door [appellant] en werden niet verantwoord op de door deze medewerkers ontvangen salarisstroken. Of de betalingen ook werden verantwoord in de salarisadministratie weten de getuigen niet. [getuige 3] heeft als enige verklaard dat zo geheten ‘plus-min-briefjes’ (waarop kastekorten- of overschotten werden genoteerd) werden bewaard in de kas.
1.3. Bij memorie na enquête heeft [appellant] processen-verbaal van politieverhoren uit het strafrechtelijk onderzoek tegen hem overgelegd met daarin de verhoren van [getuige 1] (voornoemd), [getuige 2] (voornoemd), [voormalig medewerker Sportpaleis] (een voormalig medewerker van Sportpaleis) en [appellant] zelf. Daarin wordt verklaard over het zwart betalen van overwerk. Getuige [getuige 1] licht dit in zijn verhoor bij het hof toe door te verklaren dat sprake was van een conclusie, te weten dat wel sprake moet zijn geweest van zwart geld omdat er geen salarisstrook werd ontvangen en omdat zwart betalen van overwerk in de branche gebruikelijk is.
1.4. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Uit de verklaringen van de zijdens [appellant] gehoorde getuigen volgt dat bij Sportpaleis een cultuur heerste waarbij het met de daadwerkelijke onttrekkingen van geld aan de kas en de boekhoudkundige verantwoording daarvan niet al te nauw genomen werd. Slechts één van de getuigen ([getuige 3]) verklaart dat sprake was van een intern wel verantwoorden van die onttrekkingen in de vorm van plus-min-briefjes. [appellant] droeg als leidinggevende actief bij aan dat proces. Niet alleen door geld in ontvangst te nemen maar ook door dit feitelijk uit de kas te nemen.
1.5. [appellant] dient te ontzenuwen of in ieder geval het hof te doen twijfelen over het voorshands aangenomen feit dat [appellant] zich met vervalsing van de administratie kasgeld heeft toegeëigend. De getuigeverklaringen dragen niet bij aan het doen ontstaan van die twijfel. Het daarin geschetste beeld pas juist bij een mede door [appellant] aanvaarde discrepantie tussen de werkelijke geldstromen en de administratie, waardoor controle op wie hoeveel geld ontving juist niet mogelijk was.
1.6. Ook volgt uit de getuigeverklaringen niet dat ‘gelden die [appellant] uit de kassa heeft vrijgemaakt' ten goede zijn gekomen van Sport 2000. Als juist zou zijn dat een deel van de werknemers contant betaald werd, dan is dat immers niet redengevend voor de omstandigheid dat [appellant] daarnaast ook zichzelf kasgelden heeft toegeëigend. Ook de omstandigheid dat betalingen aan personeelsleden buiten de boeken zijn gehouden zaait geen twijfel aangaande dat toe-eigenen.
1.7. Het hof komt tot het oordeel dat [appellant] niet is geslaagd in het hem opgedragen tegenbewijs van het feit dat hij zich door vervalsing van de administratie wederrechtelijke gelden van Sportpaleis heeft toegeëigend. Dat [appellant] die dikwijls de kassa beheerde zich ook zelf geld heeft toegedeeld en dit buiten de administratie heeft gehouden, vindt in de getuigeverklaringen eerder bevestiging dan ontzenuwing.
1.8. Dit feit legt het hof daarom thans aan zijn beslissing ten grondslag. [appellant] is aansprakelijk voor de schade die Sportpaleis heeft geleden. De eerste vier grieven falen.