ECLI:NL:GHLEE:2012:BY6614

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001265-12
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling na schietpartij in drukke straat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft een schietpartij die plaatsvond op 1 oktober 2011 in een drukke straat, waarbij vier personen gewond raakten. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, maar het hof oordeelde dat deze straf niet voldeed aan de ernst van de feiten. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk kogels had afgevuurd op de aangever en andere aanwezigen, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar en 4 maanden, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof legde ook de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen op, en bepaalde dat de verdachte de kosten van de benadeelde partijen diende te vergoeden.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001265-12
Uitspraak d.d.: 17 december 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 mei 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorte plaats] op [1976],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 december 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vrijspraak van de ten laste gelegde onderdelen ‘voorbedachte raad’ en ‘medeplegen’ in de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 90.993,32,-;
- toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 4] tot een bedrag van
€ 11.493,45;
- toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van
€ 1.788,80;
- toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van
€ 468,-;
- dat ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd;
- dat ten aanzien van de in beslag genomen goederen conform het vonnis van de rechtbank wordt beslist.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na nadere aanvulling van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de [straat] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon, te weten [benadeelde 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet met voorbedachten rade een of meer kogels op die [benadeelde 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de [straat] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [benadeelde 1], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (ernstig letsel van de rug met een totale verlamming (dwarslaesie) ter hoogte van de 10e borstwervel (verlamming vanaf circa navelhoogte naar beneden) heeft toegebracht, door die [benadeelde 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een of meer kogels in de rug en/of elders in het lichaam te schieten;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de [straat] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de [straat] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [benadeelde 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((schot)verwonding aan de rechterkuit) heeft toegebracht, door die [benadeelde 2] opzettelijk een of meer kogels in haar (kuit) been te schieten
en/of
aan een persoon (te weten [benadeelde 3]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een buikwond) heeft toegebracht, door die [benadeelde 3] opzettelijk een of meer kogels in/langs haar buik te schieten
en/of
aan een persoon (te weten [benadeelde 4]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een beenwond) heeft toegebracht, door die [benadeelde 4] opzettelijk een of meer kogels in het/zijn been te schieten;
EN/OF
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de [straat] te [plaats], in
elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of een of meer andere in die [straat] aanwezige personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die andere in die [straat] aanwezige perso(o)n(en) heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [benadeelde 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, en/of met kracht met een helm slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde 1] en/of het duwen tegen/van die [benadeelde 1] en/of het schreeuwen tegen die [benadeelde 1] en/of het achtervolgen en/of narennen van die [benadeelde 1];
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2011 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1]) meermalen, althans eenmaal, en/of met kracht met een helm op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of die [benadeelde 1] heeft geduwd, waardoor voornoemde [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aangevoerd. De getuigen die tijdens het opsporingsonderzoek een verklaring hebben afgelegd en wiens verklaringen door de rechtbank voor het bewijs zijn gebezigd, hebben bij hun verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris een ander beeld geschetst. De verklaringen wijken op essentiële punten en details af van de door hen bij de politie afgelegde verklaringen. Aldus dienen deze verklaringen als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en van het bewijs te worden uitgesloten. Het voorgaande brengt met zich dat, in aanmerking genomen dat geen ander getuigenbewijs, technisch of ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte ontbreekt, er geen verband meer kan worden gelegd tussen de persoon die met de helm sloeg, verdachte, en de schutter. Derhalve dient vrijspaak te volgen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dat het door en namens verdachte gevoerde bewijsverweer wordt weerlegd door de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de getuigen - die in het kader van het hoger beroep - door de rechter-commissaris zijn gehoord, geen ten opzichte van hun bij de politie afgelegde verklaringen, afwijkende verklaringen hebben afgelegd. Integendeel in het bijzonder, de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] hebben hun verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris in essentie bevestigd. De verklaringen zijn consistent, vinden over en weer steun in elkaar en zijn aldus betrouwbaar. Voor zover deze getuigen op (detail)punten (iets) anders hebben verklaard dan wel bij doorvragen naar zekere details zich die niet meer kunnen herinneren, laat dit zich naar het oordeel van het hof verklaren door onder meer het tijdsverloop. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de verklaringen van [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] van het bewijs uit te sluiten. De verklaringen zijn bruikbaar voor bewijs. Het hof stelt vast dat de getuige [getuige 7] is teruggekomen op zijn eerdere verklaring, in die zin dat hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard achteraf te hebben geconcludeerd dat de man met het rode shirt heeft geschoten. Dit op grond van de door hem waargenomen achtervolging en de gehoorde schoten. Het hof is van oordeel dat de verklaring van deze getuige niettemin bruikbaar is voor het bewijs, echter alleen voor zover de getuige verklaart over zijn waarnemingen van de vechtpartij en de daarop gevolgde achtervolging. De verklaring van de getuige [getuige 7] zal voor het overige van het bewijs worden uitgesloten nu deze verklaring voor wat betreft het schieten niet is gebaseerd op waarnemingen van de getuige.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen zoals die zich in het dossier bevinden, sluit het hof zich naast bovenstaande overwegingen aan bij hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft overwogen:
“Een aantal ooggetuigen heeft verklaard dat degene die met de helm sloeg, een vuurwapen trok en schoot. Andere getuigen hebben verklaard dat een van de twee mannen die bij de vechtpartij betrokken waren, de latere schutter was.
De rechtbank merkt hierbij op dat deze getuigenverklaringen op details van elkaar verschillen en op sommige punten (bijvoorbeeld wie de rode kleding droeg) zelfs onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter niets af aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van deze getuigenverklaringen. Het betreft hier onafhankelijke getuigen die noch verdachte [verdachte] noch aangever [benadeelde 1] kennen. Hoewel de verklaringen op details van elkaar verschillen, komen zij in grote lijnen en essentie met elkaar overeen, namelijk, dat er voorafgaand aan het schietincident in de [straat] een vechtpartij tussen twee mannen is geweest, waarbij met een helm is geslagen en dat de schutter een van de mannen was die bij de vechtpartij betrokken waren. Deze verklaringen passen eveneens bij de camerabeelden van het gebeuren die in het dossier aanwezig zijn.”
Het hof heeft kennis genomen van de camerabeelden en heeft kunnen waarnemen dat hetgeen getuigen verklaren, passend is bij de beelden.
Evenals de rechtbank, acht het hof de verklaringen van de getuige [getuige 3] niet consistent en betrouwbaar. Aldus zullen zijn verklaringen van het bewijs worden uitgesloten. Dit geldt eveneens voor de verklaringen van aangever [benadeelde 1], echter alleen voor zover hij heeft verklaard dat er twee personen hebben geschoten, waarbij meerdere wapens zijn gebruikt. Het hof sluit zich voor het overige aan bij de overwegingen van de rechtbank hieromtrent (waarbij het hof een klein aantal aanvullingen in de overwegingen van de rechtbank heeft verwerkt):
De rechtbank acht het op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet aannemelijk dat er door twee personen is geschoten. Enkel aangever [benadeelde 1] en getuige [getuige 3] verklaren dat door zowel verdachte als verdachte [verdachte] is geschoten. De rechtbank acht de verklaringen van zowel aangever [benadeelde 1] als getuige [getuige 3] op dit punt echter onbetrouwbaar. Aangever [benadeelde 1] heeft op dit punt tegenstrijdig en wisselend verklaard. Zo heeft hij in zijn eerste verklaring verklaard dat hij het idee had dat er door twee personen werd geschoten en heeft hij voorts verklaard dat hij geen vuurwapens heeft gezien. Op 4 oktober 2011 heeft aangever [benadeelde 1] verklaard dat hij het pistool van verdachte niet heeft gezien (“Ik zou het niet weten hoe het vuurwapen van [medeverdachte] (hof: bedoeld wordt [medeverdachte]) er uitzag want ik durfde niet om te kijken”) en heeft hij verklaard dat hij het wapen van [verdachte] niet heeft kunnen zien door de afstand.
Vervolgens heeft hij in zijn verklaring op 14 oktober 2011 verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een groot zwart pistool in de hand had en dat het wapen van verdachte [verdachte] kleiner was en nikkel/zilverkleurig was.
Ook de verklaringen van getuige [getuige 3] zijn tegenstrijdig en wisselend. Op 3 oktober 2011 verklaard hij niet te hebben gezien dat [medeverdachte] (hof: bedoeld wordt [medeverdachte]) en [verdachte] (hof: bedoeld wordt [verdachte]) hebben geschoten. Zelf zou hij de [straat] niet zijn ingegaan (pagina 53). Een dag later verklaarde hij dat het niet anders kan dan dat [medeverdachte] of [verdachte] heeft geschoten (pagina 58). Op 7 oktober 2011 verklaarde hij misschien toch zelf ook in de [straat] te zijn geweest en te hebben gezien dat [verdachte] zijn hand naar zijn broeksband ging en de [straat] in rende en dat ook [medeverdachte] met zijn hand naar zijn broeksband ging en achter het slachtoffer aanrende. Nadat er was geschoten en beiden volgens [getuige 3] vlakbij het slachtoffer stonden, zag hij dat beiden iets in de hand hadden.
Verder zou hij hebben gehoord dat een van beiden “Tire, Tire" had geroepen (pagina 62 e.v.). De verklaringen van aangever [benadeelde 1] en [getuige 3], inhoudende dat er zowel door verdachte [medeverdachte] als door verdachte is geschoten, worden voorts in het geheel niet ondersteund door overige (objectieve) getuigenverklaringen en evenmin door technisch bewijs. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verklaringen van aangever [benadeelde 1] en [getuige 3] op dit punt niet gebruiken als bewijs. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er door twee personen is geschoten.
Met de rechtbank is het hof op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de verweten gedraging van oordeel dat verdachte - met het afvuren van een of meer kogels in de richting van [benadeelde 1] die op dat moment voor hem uitliep - opzet had om aangever [benadeelde 1] te doden.
Door met een vuurwapen in de [straat] - een smal straatje in het op dat moment drukke uitgaansleven – met een vuurwapen een aantal schoten te lossen, heeft verdachte daarnaast willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] die zich aldaar bevonden, dodelijk getroffen zouden kunnen worden.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij het schieten met voorbedachte raad heeft gehandeld zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof komt tot een bewezenverklaring op grond van de door het hof geselecteerde bewijsmiddelen, en acht bewezen dat verdachte in de [straat] op aangever [benadeelde 1] en andere daar aanwezige personen heeft geschoten, zoals overigens primair is ten laste gelegd onder 1 en 2.
Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat niet sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het doden van de aangevers, noch van groepsgeweld bij de aan het schieten voorafgaande mishandeling. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van de subsidiair onder 3 ten laste gelegde mishandeling. Het hof stelt vast dat verdachte dit laatste feit heeft bekend.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair.
hij op 1 oktober 2011, in de [straat] te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [benadeelde 1], van het leven te beroven, met dat opzet kogels op die [benadeelde 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 primair.
hij op 1 oktober 2011, in de [straat] te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4[ van het leven te beroven, met dat opzet kogels op en/of in de richting van die [benadeelde 2] en die [benadeelde 3] en die [benadeelde 4] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 subsidiair.
hij op 1 oktober 2011 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1]) meermalen met kracht met een helm tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde 1] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [benadeelde 1] door meermalen op hem te schieten, welke poging werd voorafgegaan door mishandeling van die [benadeelde 1] door hem te slaan met een helm. Bij de poging om [benadeelde 1] te doden, zijn drie willekeurige personen die zich in de [straat] bevonden, te weten [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4], eveneens geraakt door kogels. Verdachte heeft door in de smalle en op dat moment erg drukke [straat] te gaan schieten, een zeer gevaarzettende situatie doen ontstaan. Zijn handelen getuigt bovendien van volledig gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van anderen. Verdachte ontkent tot op heden iets met het schietincident te maken te hebben gehad en aanvaardt in die zin geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen hij heeft misdaan. Ter zitting van het hof op 5 december 2012 heeft het hof verdachte - terwijl aangever [benadeelde 1] daarbij in de zittingszaal aanwezig was - geconfronteerd met het feit dat verdachte na zijn aanhouding heeft aangegeven dat [benadeelde 1] 'dood had moeten zijn'. Verdachte heeft daarover bij het hof verklaard dat hij dit in woede heeft gezegd. Het hof stelt evenwel vast dat verdachte die uitspraak bijna drie weken na het schietincident heeft gedaan. Ter zitting heeft verdachte er niet tot nauwelijks blijk van heeft gegeven er anders over te denken. Het hof is van oordeel dat de houding van verdachte getuigt van gebrek aan respect voor de situatie waarin [benadeelde 1] zich thans bevindt. Het hof rekent dit verdachte aan.
Door de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd is de samenleving ernstig geschokt. Een groot aantal mensen is in gevaar geweest. Daarnaast heeft verdachte [benadeelde 1] groot leed berokkend, hetgeen ook tot uitdrukking is gekomen in zijn schriftelijke slachtofferverklaringen. [benadeelde 1], nu 30 jaar oud, is door het schot in zijn rug verlamd geraakt vanaf zijn middel en zal zijn verdere leven gebonden zijn aan een rolstoel.
Ook voor de andere slachtoffers heeft het schietincident - blijkens de door hen opgestelde slachtofferverklaringen - verstrekkende fysieke en psychische gevolgen gehad. Zo heeft [benadeelde 4] nog steeds kogelresten in zijn rechterbeen, die vanwege operatierisico's niet kunnen worden verwijderd. Het getroffen been is maar beperkt bruikbaar hetgeen tot gevolg gehad dat hij zijn baan is kwijtgeraakt en dat hij in zijn gevoel van veiligheid is aangetast. [benadeelde 3] ondervindt nog steeds pijn als gevolg van de schotwond en tevens heeft zij te maken met psychische problemen, die hun oorzaak vinden in de schietpartij. Bij [benadeelde 2] heeft het incident naast littekens op haar been, een ten dele gevoelloos been en forse psychische schade tot gevolg gehad.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 13 november 2012, eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Uit dat uittreksel volgt onder meer dat verdachte op 29 juni 1996 is veroordeeld ter zake van het plegen van doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren in combinatie met de maatregel van terbeschikkingstelling van de regering. Volgens verdachte is de terbeschikkingstelling geëindigd in 2005.
Verdachte heeft derhalve eerder iemand van het leven beroofd en heeft daarvoor een gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd gekregen. Het hof komt tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag op vier mensen. Vastgesteld moet worden dat de eerdere veroordeling voor een levensdelict verdachte er niet van heeft weerhouden om wederom te trachten iemand waarmee hij een geschil had, van het leven te beroven waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen. Duidelijk is geworden dat verdachte zich daarbij in het geheel niet heeft bekommerd om het leven van willekeurige omstanders in een drukke straat. Tenslotte geeft verdachte er niet in het minst blijk van de gevolgen voor het verlamd geraakte slachtoffer en de andere slachtoffers te betreuren.
Aan onderzoek naar zijn geestvermogens weigert verdachte mee te werken. Aanwijzingen dat de feiten zijn begaan terwijl verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling of voor stoornis van de geestvermogens zijn er niet. Gezien de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon van de verdachte is het hof van oordeel dat niet met de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf kan worden volstaan. Het hof is van oordeel dat slechts de maximale voor deze strafbare feiten op te leggen gevangenisstraf van 13 jaar en 4 maanden passend en ook geboden is. Daarbij weegt het hof mee dat de samenleving zo lang mogelijk tegen verdachte beschermd dient te worden.
In beslag genomen goederen
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van een deel van de in beslag genomen goederen, te weten een blackberry (wit), een horloge Guess, schoeisel (Nike Air Max), schoeisel (Nike Air Max), een doos Nokia C1-01 en een zwart vest, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Ook zal teruggave plaatsvinden aan [naam] van de in beslag genomen identiteitspapieren op naam van [naam] en een document AGC deurwaarder op naam van [naam]. Voorts zal teruggave plaatsvinden aan [medeverdachte] van identiteitspapieren op naam van [medeverdachte] en teruggave aan de rechthebbende(n) van een tas met meerdere id-kaarten en paspoorten.
De ter gelegenheid van het onderzoek aangetroffen goederen, te weten een gripzakje wit poeder, een cocaïnepers, stroomstootwapens, een ploertendoder, een busje CS traangas en
twee bolletjes op cocaïne gelijkende stof, zullen aan het verkeer worden onttrokken, nu het voorhanden hebben van deze goederen - al dan niet in gezamenlijkheid - in strijd is met de wet dan wel het algemeen belang.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 90.993,32. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 85.846,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering is namens verdachte gemotiveerd betwist. De discussie in hoger beroep heeft zich toegespitst op de door de benadeelde partij gemaakte advocaatkosten.
Mr. Leerink heeft ter terechtzitting van het hof namens de benadeelde partij betoogd dat deze kosten niet moeten worden aangemerkt als proceskosten, maar als buitengerechtelijke kosten die zijn gemaakt ter vaststelling van de omvang van de (te vorderen) schade. In deze zaak was de bijstand van een specialist op het gebied van letselschade vereist.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de kosten moeten worden aangemerkt als proceskosten en dat het liquidatietarief aldus moet worden toegepast.
Het hof is van oordeel dat een behandeling, beoordeling en beslissing omtrent voornoemde kosten, een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering ten dele niet worden ontvangen en kan hij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof zal in ieder geval de in het dictum nader te noemen proceskosten toewijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 85.846,00 bestaande uit
€ 5.846,00 materiële schade en € 80.000,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 468,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.493,48. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.788,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36d, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren en 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een gripzakje wit poeder; een cocaïnepers; stroomstootwapens; ploertendoder; busje CS traanpas 2 bolletjes op cocaïne gelijkende stof .
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een blackberry (wit);
een horloge Guess;
schoeisel (Nike Air Max);
schoeisel (Nike Air Max);
een doos Nokia C1-01;
een zwart vest.
Gelast de teruggave aan [naam] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
identiteitspapieren op naam van [naam];
een document AGC deurwaarder op naam van [naam].
Gelast de teruggave aan rechthebbende(n) van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een tas met meerdere id-kaarten en paspoorten.
Gelast de teruggave aan [medeverdachte] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
identiteitspapieren op naam van [medeverdachte].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 85.846,00 (vijfentachtigduizend achthonderdzesenveertig euro) bestaande uit € 5.846,00 (vijfduizend achthonderdzesenveertig euro) materiële schade en € 80.000,00 (tachtigduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1.788,00 (duizend zevenhonderdachtentachtig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 85.846,00 (vijfentachtigduizend achthonderdzesenveertig euro) bestaande uit € 5.846,00 (vijfduizend achthonderdzesenveertig euro) materiële schade en € 80.000,00 (tachtigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 250 (tweehonderdvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 468,00 (vierhonderdachtenzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van € 468,00 (vierhonderdachtenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 40 ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.493,48 (elfduizend vierhonderddrieënnegentig euro en achtenveertig cent) bestaande uit
€ 7.500,00 immateriële schade en € 3993,48 materiële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van € 11.493,48 (elfduizend vierhonderddrieënnegentig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 7.500,00 aan immateriële schade en € 3993,48 aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 (zesenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.788,80 (duizend zevenhonderdachtentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit € 538,80 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 1.788,80 (duizend zevenhonderdachtentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit € 538,80 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 17 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.