ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7510

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001115-12
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van beleggers door valse rendementen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beleggers had opgelicht door hen valse rendementen voor te spiegelen. De verdachte, die als financieel adviseur opereerde, heeft gedurende een periode van jaren een groot aantal beleggers misleid door hen te beloven dat hun inleg zou worden belegd in onroerend goed en andere projecten, terwijl hij in werkelijkheid geen enkele euro had geïnvesteerd. De verdachte gebruikte de ontvangen gelden voor privé-onttrekkingen en om zijn eigen bedrijf draaiende te houden. Dit leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de beleggers, van wie velen hun spaargeld of oudedagsvoorziening verloren. Het hof oordeelde dat alleen een langdurige gevangenisstraf recht deed aan de omvang van de oplichting en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. Het hof nam in zijn overwegingen mee dat de verdachte jarenlang het vertrouwen van zijn slachtoffers had beschaamd en dat zijn handelen ernstige financiële gevolgen had voor hen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden in de meeste gevallen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze moesten worden ingediend bij de curator in het faillissement van de verdachte. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de hoogte van de schadevergoeding werd vastgesteld op basis van de netto-investeringen van de benadeelde partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001115-12
Uitspraak d.d.: 28 december 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 27 april 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 17-880480-11 en 17-885181-12, tegen
[naam],
geboren te [plaats] op [datum],
verblijvende te [adres],
zijnde P.I. [naam]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 juni 2012, 13 september 2012, 19 november 2012 en 20 december 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte terzake het hem in de zaak met parketnummer 17/880480-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 17/8885181-12 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] verzoekt de advocaat-generaal het hof deze vordering af te wijzen alsmede niet over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vorderingen van de (overige) benadeelde partijen zoals in beide zaken telkens opgenomen onder de feiten 1 primair, verzoekt de advocaat-generaal het hof deze niet-ontvankelijk te verklaren, maar ten aanzien van deze benadeelde partijen wel de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van de netto-investering.
De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bonthuis, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Zaak met parketnummer 17-880480-11:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 20 maart 2005 tot en met 12 maart 2011, op na te melden plaatsen, althans te [plaats] in de, (althans) in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(onder meer)
[naam] te [plaats] (zaak 7; pag. 504 - 519) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 11; pag. 573 - 585) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 12; pag. 587 - 614) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 13; pag. 616 - 631) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 16; pag. 673 - 688) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 18; pag. 708 - 727) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 21; pag. 771 - 797) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 22; pag. 799 - 816) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 24; pag. 864 - 884) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 26; pag. 899 - 938C) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 27; pag. 940 - 966) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 29; pag. 1009 - 1021) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 36; pag. 1167 - 1198) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 38; pag. 1212 - 1240) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 50; pag. 1526 - 1567) en/of
[naam] (zaak 54; pag. 1614 - 1620 en/of
[naam] (zaak 57; pag. 1678 - 1696)
heeft bewogen tot de afgifte van één of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
voornoemde perso(o)n(en) meegedeeld en/of voorgehouden en/of voorgesteld en/of toegezegd dat/die (gro(o)t(e)) geldbedrag(en) tegen een (zeer) hoog rendement te beleggen in of via één of meer bedrijf/bedrijven en/of in (onder meer) recreatiewoningen en/of vakantieparken en/of onroerend goed en/of in te brengen of te investeren in één of meer door verdachte genoemde (beleggings-)projecten,
waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 30 maart 2005 tot en met 12 maart 2011, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk één of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(onder meer)
[naam] te [plaats] (zaak 7; pag. 504 - 519) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 11; pag. 573 - 585) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 13; pag. 616 - 631) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 16; pag. 673 - 688) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 18; pag. 708 - 727) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 21; pag. 771 - 797) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 22; pag. 799 - 816) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 24; pag. 864 - 884) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 26; pag. 899 - 938C) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 27; pag. 940 - 966) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 29; pag. 1009 - 1021) en/of
[naam] te [plaats] (zaak 36; pag. 1167 - 1198) en/of
[naam] te [plaats](zaak 38; pag. 1212 - 1240) en/of
[naam] (zaak 50; pag. 1526 - 1567) en/of
[naam] (zaak 54; pag. 1614 - 1620 en/of
[naam] (zaak 57; pag. 1678 - 1696),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) (gro(o)t(e)) geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking van/als (zelfstandig) assurantie- en/of hypotheekadviseur(s), in elk geval als (zelfstandig) financieel-adviseur, (telkens) anders dan door misdrijf, te weten van voornoemde perso(o)n(en) als ingelegd(e) geld(en) ter belegging of ter investering in door verdachte genoemde (beleggings)projecten, onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 24 september 2009 tot en met 6 mei 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente] en/of één of meer andere plaatsen in het arrondissement [arrondissement] en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland,
(telkens) een (zogenaamde) participatieovereenkomst, zijnde elk daarvan een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, althans om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, door (telkens) die participatieovereenkomst te ondertekenen met, althans (telkens) te voorzien van een handtekening, die (telkens) de ondertekening of handtekening van [naam] moest voorstellen, zulks (telkens) met het oogmerk om die participatieovereenkomst(en), althans die/dat geschrift(en), als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Zaak met parketnummer 17-885181-12
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode
1 november 2006 tot en met 1 oktober 2009, te [plaats] en/of te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente] en/of te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam] en/of
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 58) en/of
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 59),
heeft bewogen tot de afgifte van één of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, voornoemd(e) perso(o)n(en) meegedeeld en/of voorgehouden en/of voorgesteld en/of toegezegd dat/die gro(o)t(e) geldbedrag(en) tegen een (zeer) hoog rendement te beleggen in of via één of meer bedrijf/bedrijven en/of in (onder meer) recreatiewoningen en/of vakantieparken en/of onroerend goed en/of in te brengen of te investeren in één of meer door verdachte genoemde (beleggings-)projecten,
waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 november 2006 tot en met 1 oktober 2009, te [plaats] en/of te [plaats], (althans) in de gemeente [naam] en/of te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], (telkens) opzettelijk één of meer (gro(o)t(e)) geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
(telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan
[naam] en/of
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 58) en/of
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 59),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) (gro(o)t(e)) geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als (zelfstandig) assurantie- en/of hypotheekadviseur, in elk geval als (zelfstandig) financieradviseur, (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 17-880480-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 17-885181-12 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 17-880480-11:
1 primair
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 20 maart 2005 tot en met 12 maart 2011 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam] te [plaats] (zaak 7; pag. 504 - 519) en
[naam] te [plaats] (zaak 11; pag. 573 - 585) en
[naam] te [plaats] (zaak 12; pag. 587 - 614) en
[naam] te [plaats] (zaak 13; pag. 616 - 631) en
[naam] te [plaats] (zaak 16; pag. 673 - 688) en
[naam] te [plaats] (zaak 18; pag. 708 - 727) en
[naam] te [plaats] (zaak 21; pag. 771 - 797) en
[naam] te [plaats] (zaak 22; pag. 799 - 816) en
[naam] te [plaats] (zaak 24; pag. 864 - 884) en
[naam] te [plaats] (zaak 26; pag. 899 - 938C) en
[naam] te [plaats] (zaak 27; pag. 940 - 966) en
[naam] te [plaats] (zaak 29; pag. 1009 - 1021) en
[naam] te [plaats] (zaak 36; pag. 1167 - 1198) en
[naam] te [plaats] (zaak 38; pag. 1212 - 1240) en
[naam] (zaak 50; pag. 1526 - 1567) en
[naam] (zaak 54; pag. 1614 - 1620 en)
[naam] (zaak 57; pag. 1678 - 1696)
heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen,
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
voornoemde personen meegedeeld en/of voorgehouden en/of voorgesteld en/of toegezegd die geldbedragen tegen een hoog rendement te beleggen in of via zijn bedrijf en/of in recreatiewoningen en/of vakantieparken en/of onroerend goed en/of in te brengen of te investeren in één of meer door verdachte genoemde beleggingsprojecten,
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2.
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 24 september 2009 tot en met 6 mei 2010 in Nederland telkens een zogenaamde participatieovereenkomst, zijnde elk daarvan een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt door telkens die participatieovereenkomst te ondertekenen met een handtekening, die telkens de handtekening van [naam] moest voorstellen, zulks telkens met het oogmerk om die participatieovereenkomsten, als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Zaak met parketnummer 17-885181-12
Primair
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode 1 november 2006 tot en met 1 oktober 2009, te [plaats] en te [plaats], in de gemeente [gemeente] en te [plaats], telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam] en
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 58) en
[naam] te [plaats] (aangifte/zaak 59),
heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, voornoemde personen meegedeeld en/of voorgehouden en/of voorgesteld en/of toegezegd die geldbedragen tegen een hoog rendement te beleggen in of via één of meer bedrijven en/of in recreatiewoningen en/of vakantieparken en/of onroerend goed en/of in te brengen of te investeren in één of meer door verdachte genoemde beleggings-projecten, waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaken met parketnummer 17-880480-11 en 17-885181-12 telkens onder 1 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 17-880480-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Uit de rapportage pro justitia d.d. 13 februari 2012 blijkt dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verdachte wordt derhalve volledig toerekeningsvatbaar geacht. Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte spiegelde potentiële beleggers voor dat zij hun spaargeld of overwaarde in de woning via hem bij een beleggingsfonds konden beleggen in ondermeer onroerend goed, recreatieparken en/of zijn bedrijf en dat zij over de ingelegde gelden aanzienlijke rendementen zouden ontvangen. Velen van hen zijn ertoe verleid om hun hypotheekschuld te verhogen dan wel de overwaarde in de woning ter beschikking te stellen of extra geld te lenen bij derden teneinde te kunnen participeren.
De geïnvesteerde bedragen zijn niet terugbetaald op een enkele uitzondering na waarbij een klein deel van de hoofdsom is betaald. De investeerders zijn voor grote bedragen benadeeld. Niet gebleken is van enige bij de toegezegde rendementen passende investering. Zo bleek het beleggingsfonds waar verdachte over sprak, nimmer te hebben bestaan. Verdachte wist dan ook van meet af aan dat de voorgespiegelde rendementen op langere termijn niet behaald en betaald konden worden, nog daargelaten het terugbetalen van de geleende bedragen. Desondanks is hij doorgegaan met het aantrekken van potentiële beleggers. De ingelegde gelden zijn voor geheel andere doeleinden gebruikt, zoals de uitbetaling van salarissen van werknemers, algemene bedrijfskosten, het voldoen van betalingsverplichtingen in het kader van (auto)leasecontracten, privéonttrekkingen en voor betaling van rente aan andere investeerders.
Verdachte heeft aldus enkel gehandeld vanuit oogpunt van eigen financieel gewin en daarbij de belangen van zichzelf, waaronder het ten onrechte laten voortbestaan van zijn niet renderende onderneming, boven de belangen van de potentiële beleggers gesteld. Deze zijn dan ook slachtoffer geworden van het hebzuchtig handelen van verdachte en zijn in hun vermogenspositie aangetast. De gedupeerden betreffen veelal personen met een bescheiden tot modaal inkomen die meenden hun spaargeld of overwaarde in de woning op veilige wijze bij verdachte te kunnen investeren tegen een hoog rendement. Het hof neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij ook het vertrouwen beschaamd heeft van een aantal van de gedupeerden waarvoor hij jarenlang naar alle tevredenheid optrad als tussenpersoon op het gebied van verzekeringen en hypotheken. In dit licht bezien is het ook bijzonder schrijnend dat een aantal van deze gedupeerden verwanten hebben aangespoord om met verdachte in zee te gaan die uiteindelijk ook zelf het schip zijn in gegaan.
Verdachte heeft zich daarnaast nog schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door participatieovereenkomsten valselijk op te maken door deze te ondertekenen met een handtekening die de handtekening van zijn partner moest voorstellen. Door aldus te handelen heeft hij het vertrouwen geschonden dat de geldverstrekkers in eerste plaats en het maatschappelijk verkeer in de tweede plaats in de echtheid van deze geschriften moeten kunnen hebben.
Op de inleidende dagvaarding zijn voorts 40 ad informandum gevoegde zaken opgenomen. Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting van het hof op 20 december 2012 erkend, met uitzondering van de zaken 5 [naam], 30 [naam], 31 [naam], 37 [naam] en 51 [naam]. Het hof zal met uitzondering van voornoemde zaken, de (overige) 35 ad informandum gevoegde strafbare feiten bij de straftoemeting in aanmerking nemen en deze verdisconteren in de hoogte van de op te leggen straf. Hiermee zijn deze feiten afgedaan.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 januari 2012 is verdachte eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Het hof houdt hier, gelet op de ouderdom van dit feit, bij de strafoplegging geen rekening mee.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen en zoals die blijken uit het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 13 februari 2012.
Het tv-programma Tros-Opgelicht heeft in een aantal uitzendingen aandacht besteed aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten waardoor verdachte voor een groot kijkerspubliek op negatieve wijze in het nieuws is gekomen. Hierbij is verdachte ook enkele keren herkenbaar in beeld gebracht. Verdachte en diens raadsman hebben ter terechtzitting van het hof tot uitdrukking gebracht dat deze media-aandacht een zware wissel op het persoonlijk leven van verdachte en zijn gezin hebben getrokken. De verdachte en zijn raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het hof hiermee bij de straftoemeting rekening moet houden. Het hof is echter van oordeel dat dergelijke media-aandacht een onvermijdelijk gevolg is van het handelen van verdachte zelf. De media-aandacht valt daarom in belangrijke mate toe te schrijven aan verdachte zelf, zodat het hof daarin geen aanleiding ziet om de op te leggen straf te matigen.
Tot slot. De raadsman heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat bij de hoogte van de op te leggen straf in voor verdachte gunstige zin aansluiting moet worden gezocht bij de opgelegde straffen in – naar het oordeel van de raadsman – meer omvangrijke oplichtingszaken als Palm Invest & PR Invest, Golden Sun & Royal Dubai, Klimop, Easy Life en Bordeaux Advisory & Graniton Sàrl.
Het hof is van oordeel dat de hoogte van de straf in oplichtingszaken voor een groot deel wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Bij de oplegging van de straf aan verdachte houdt het hof rekening met het feit dat verdachte vanuit zijn rol als financieel adviseur en vertrouwenspersoon inzicht had in de overwegend bescheiden vermogensposities van de (particuliere) gedupeerden en hij deze personen desondanks aangespoord heeft voor aanzienlijke bedragen te beleggen. De gedupeerden hebben de bedragen voor een groot deel geleend om deel te kunnen nemen aan de door verdachte voorgespiegelde beleggingen. Verdachte had daarbij de wetenschap dat deze gelden niet belegd zouden worden en dat mitsdien ernstige financiële benadeling zou optreden nu de gedupeerden hun vermogensplanning op langere termijn hadden afgestemd op de uitkering van de (vermeende) belegging. Daarbij komt dat verdachte gedurende een reeks van vele jaren zijn malafide praktijken heeft uitgeoefend. Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven geloof te hebben gehad in zijn "concept". Wat daar ook van zij, het hof kan slechts constateren dat verdachte het van zijn slachtoffers verkregen geld niet geïnvesteerd heeft in projecten waarin hij beloofde te investeren. Het geld is evenmin aangewend voor andere projecten die ook maar enigszins uitzicht boden op betaling van rente en aflossing aan investeerders. Het moet ook voor verdachte volkomen duidelijk zijn geweest dat hij zijn beloften nimmer zou kunnen waarmaken. Dit volkomen onjuiste en laakbare handelen brengt met zich mee dat slechts een langdurige gevangenisstraf enige compensatie kan bieden voor het enorme leed dat door verdachte is veroorzaakt.
In die beoordeling is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf recht doet aan de bewezenverklaarde feiten - ook in het licht van de door de raadsman aangehaalde uitspraken – en op zijn plaats is.
De vorderingen van de benadeelde partijen m.b.t. de in de zaak met parketnummer 17-880480-11 en 17-885181-12 telkens onder primair ten laste gelegde feiten
In dit strafproces hebben de 19 in de strafzaken met parketnummer 17/880480-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 17/885181-12 primair genoemde personen zich gevoegd als benadeelde partij. Dit betreffen:
- [benadeelde partij 2] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 3] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 4] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 5] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 6] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 7] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 8] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 9] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 10] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 11] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 12] 9.3.2012 wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 13] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 14] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 15] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 16] d.d. 27.2.2012 wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 17] d.d. 11.3.2012 wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 18] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 19] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 20] wonende te [plaats].
De vordering van [benadeelde partij 12] is bij vonnis waarvan beroep afgewezen. De overige vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De [benadeelde partij 20] heeft de vorderingen in hoger beroep niet gehandhaafd. Deze vorderingen tot schadevergoeding is derhalve niet (meer) aan het oordeel van het hof onderworpen.
De benadeelde partijen [16, 13, 21, 14, 6, 15, 8, 7, 4, 5, 2, 18, 17, 10, 3, 9, 11, 20, 19 hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vorderingen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte op 14 december 2010 in staat van faillissement is verklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen vinden hun grond in onrechtmatig handelen van verdachte vóór de datum van het faillissement. Het faillissement is thans niet opgeheven.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op het bepaalde in artikel 26 van de Faillissementswet, op geen andere wijze ingesteld kunnen worden dan door deze ter verificatie aan te melden bij de curator. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat voornoemde benadeelde partijen in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, overeenkomstig de rechtbank, de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen ten aanzien van alle in de beide tenlasteleggingen telkens onder 1 primair ten laste gelegde personen.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat verdachte geen draagkracht heeft een schadevergoedingsmaatregel voor een aantal miljoen euro’s te voldoen en daar in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid evenmin draagkracht voor zal hebben. De raadsman verzoekt het hof derhalve af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter de maatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag in beginsel geen rol (vgl. HR 20 juni 2000, LJN AA6246, NJ 2000, 634). In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis (art. 36f, zesde lid, Sr). Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De nadere memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot opneming van onder meer art. 36f in het Wetboek van Strafrecht, houdt dienaangaande het volgende in:
'De vraag van deze leden of de rechter er verstandig aan doet de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen als er ernstig rekening moet worden gehouden met de kans dat de verdachte de schade niet zal kunnen vergoeden en vervangende hechtenis zal moeten worden toegepast, laat zich niet in abstracto verwoorden. De rechter zal hierover in concreto met inachtneming van de omstandigheden van het geval moeten beslissen.'
Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake van zijn (HR 16 juni 2009, LJN BI1812, NJ 2009, 293 en HR 3 april 2012, LJN BV7506). Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis.
Het hof is van oordeel dat de raadsman ter onderbouwing van voornoemde stellingname onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd welke inzicht geven in de vermogenspositie van verdachte om op grond daarvan thans al te kunnen oordelen dat verdachte in de toekomst niet in staat zal zijn de schadevergoedingsmaatregel (deels) te voldoen. De enkele verwijzing naar de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte in staat van faillissement is verklaard, is daartoe onvoldoende. Dat in onderhavig geval sprake is van voornoemde uitzonderlijke omstandigheden die aan oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de weg staan, is dan ook onvoldoende onderbouwd en het hof ook anderszins niet gebleken. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dienaangaande.
Omdat verdachte naar burgerlijk recht jegens vorenstaande benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten aanzien van alle in beide zaken telkens onder de feiten 1 primair opgenomen personen. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel -welke overigens niet is betwist door de verdediging - vastgesteld dient te worden ter hoogte van de netto-investering.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 21] ter zake een ad informandum gevoegd feit
[benadeelde partij 21], wonende te [plaats], heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ten aanzien van een ad informandum gevoegd feit. De vordering is bij vonnis van beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Het ad informandum gevoegde zoals op de dagvaarding onder nummer 17 is vermeld en door verdachte is erkend, is vóór 1 januari 2011 gepleegd. Voor slachtoffers van ad informandum gevoegde feiten die voor voornoemde datum zijn gepleegd is het niet mogelijk zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen
(Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, Staatsblad 2010, 1). Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat deze benadeelde partij niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel ter zake de ad informandum gevoegde feiten
Overeenkomstig de rechtbank en de advocaat-generaal, overweegt het hof dat gelet op de pleegdatum van deze ad informandum gevoegde feiten, het oude recht met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel zoals deze gold tot 1 januari 2011, van toepassing is. Op basis van dit recht is toepassing van de schadevergoedingsmaatregel voor de ad informandum gevoegde feiten niet mogelijk. Het hof zal dan ook niet overgaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 17-880480-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 17-885181-12 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17-880480-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 17-885181-12 onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de vorderingen van de navolgende benadeelde partijen niet ontvankelijk:
- [benadeelde partij 2] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 3] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 4] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 5] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 6] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 7] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 8] wonende te [plaats];;
- [benadeelde partij 9] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 10] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 11] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 13] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 14] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 15] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 16] d.d. 27.2.2012 wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 17] d.d. 11.3.2012 wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 18] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 19] wonende te [plaats];
- [benadeelde partij 20] wonende te [plaats].
- [benadeelde partij 21] wonende te [plaats].
Bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 49.000,-- (zegge: negenenveertigduizend euro), als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van bet slachtoffer
[benadeelde partij 2], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 110.000,-- (zegge: honderdtienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 3], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 87.048,-- (zegge zevenentachtigduizendachtenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 125.738,-- (zegge: honderdvijfentwintigduizendzevenhonderdachtendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 5], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 83.668,71 (zegge: drieëntachtigduizendzeshonderdachtenzestig euro en eenenzeventig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 110.000,-- (zegge: honderdtienduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 7], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 89.000,-- (zegge: negenentachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 8], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 236.844,25 (zegge: tweehonderdzesendertigduizendachthonderdvierenveertig euro en vijfentwintig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 (vierenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 9], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 111.590,-- (zegge honderdelfduizendvijfhonderdnegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 10], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 80.000,-- (zegge tachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 11], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 103.628,99 (honderddrieduizendzeshonderdachtentwintig euro en negenennegentig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 13], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 90.000,-- (zegge: negentigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 14], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 87.000,-- (zegge: zevenentachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 15], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 85.000,-- ( zegge: vijfentachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 16], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 116.725,27 ( zegge: honderdzestienduizendzevenhonderdvijfentwintig euro en zevenentwintig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 17], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 83.000,-- (zegge: drieentachtigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 18], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 105.500,-- (zegge: honderdvijfduizendvijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 19], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 158.231,55 (zegge: honderdachtenvijftigduizendtweehonderdeenendertig euro en vijfenvijftig eurocent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 20], wonende te [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van
€ 70.000,-- (zegge: zeventigduizend euro), als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 28 december 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.