ECLI:NL:GHSGR:1995:AA4583
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.M. Aukes-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op reiskostenforfait in verband met openbaar vervoer en discriminatie tussen verschillende abonnementhouders
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 mei 1995, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op het hoge reiskostenforfait voor het jaar 1990. De belanghebbende, die regelmatig tussen zijn woning en werk reist over een afstand van meer dan 30 km, ontving een vergoeding van zijn werkgever voor zijn reiskosten. De Inspecteur had echter de aanvraag voor het reiskostenforfait afgewezen, omdat de belanghebbende niet beschikte over een openbaar-vervoerverklaring, die vereist was voor het verkrijgen van het forfait. De belanghebbende betoogde dat deze regeling discriminerend was, omdat het onderscheid maakte tussen houders van jaarabonnementen en andere abonnementhouders. Hij voerde aan dat de wetgever in redelijkheid had moeten oordelen dat ook houders van maandabonnementen recht zouden moeten hebben op een OV-verklaring.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 1995 werd de zaak besproken, waarbij de belanghebbende zijn pleitnota overhandigde. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van de Inspecteur, die de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen handhaafde. Het Hof oordeelde dat de wetgever een objectieve en redelijke rechtvaardiging had voor het maken van onderscheid tussen verschillende soorten abonnementen. De belanghebbende kon niet aantonen dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het Hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende moest worden verworpen, en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.