6.1 Het volgende blijkt dan wel kan, naar 's Hofs oordeel, uit de vaststaande feiten worden afgeleid.
6.1.1 Belanghebbende dreef sedert haar oprichting in 1974 aanvankelijk een handel in a-produkten. In het begin van de tachtiger jaren heeft zij deze handel geheel gestaakt. Ultimo 1983 waren de nog voor verrekening in aanmerking komende verliezen uit deze handel opgelopen tot circa f 3.140.000. Na de staking van de handel in a-produkten heeft belanghebbende andere activiteiten en met name de handel in b-produkten ondernomen. Deze activiteiten hadden zowel absoluut als in verhouding tot de voorheen uitgeoefende handel in a-produkten een bescheiden karakter. Ultimo 1988 bedroegen de compensabele verliezen van belanghebbende f 3.227.230.
6.1.2 Eind 1989 zijn de aandelen van belanghebbende overgedragen aan twee projectontwikkelaars. Dezen hebben in belanghebbende nieuwe activiteiten ontplooid - onder meer - op het gebied van de projectontwikkeling en (...). In de jaren 1990 en 1991 is met deze nieuwe activiteiten een netto-resultaat behaald van circa f 3.3 miljoen. De handel in b-produkten is na de aandelenoverdracht door belanghebbende voortgezet, doch er vonden geen inkopen meer plaats en eind 1991 is de voorraad b-produkten geheel afgeschreven.
6.1.3 Na de overdracht van de aandelen aan de projectontwikkelaars komen de winsten van belanghebbende niet meer hoofdzakelijk ten goede aan de natuurlijke personen, die oorspronkelijk alsmede ten tijde van het staken van de handel in a-produkten middellijk, dat wil zeggen via D B.V., deelgerechtigd waren in haar winsten, doch aan de nieuwe (eveneens middellijke) aandeelhouders, de twee projectontwikkelaars.
6.2 Belanghebbende is van mening dat het volle bedrag van de tot en met 1988 door haar geleden, maar nog niet tot verrekening gekomen verliezen ten bedrage van in totaal f 3.227.230, mag worden verrekend met de sedert eind 1989 behaalde winsten uit de projectontwikkeling en de daaraan verwante nieuwe activiteiten. De Inspecteur bestrijdt dit, aangezien naar zijn mening het bepaalde in artikel 20, vijfde lid, van de Wet aan deze verrekening in de weg staat.
6.3.1 Gelet op hetgeen onder 6.1 omtrent de vaststaande feiten is vermeld, bezien in onderling verband en samenhang, is het Hof van oordeel dat het bepaalde in artikel 20, vijfde lid, van de Wet zo niet reeds naar de letter dan toch naar doel en strekking eraan in de weg staat dat de verliezen van de reeds begin tachtiger jaren gestaakte handel in a-produkten worden verrekend met de sedert eind 1989 behaalde resultaten uit de projectontwikkeling en de daaraan verwante andere nieuwe activiteiten van belanghebbende.
6.3.2 Voor de verliezen die zijn geleden met de handel in ongeregelde goederen, waaronder de b-produkten, moet, nu deze activiteit niet reeds ten tijde van de aandelenoverdracht geheel of nagenoeg geheel was gestaakt, worden geoordeeld dat deze verliezen, ook voorzover zij zijn ontstaan vóór de aandelenoverdracht, wèl kunnen worden verrekend met ná die aandelenoverdracht door belanghebbende behaalde winsten. Gelet op de onder de punten 3.7 tot en met 3.9 vastgestelde feiten acht het Hof aannemelijk dat de vóór de aandelenoverdracht met de hier bedoelde handel geleden verliezen niet meer hebben bedragen dan f 85.985, van welk laatste bedrag de Inspecteur in de loop van het geding heeft gesteld het alsnog voor verrekening met de in 1989 door belanghebbende behaalde winst ad f 91.066 in aanmerking te willen laten komen.
6.4 Uit het vorenoverwogene volgt dat beslist moet worden overeenkomstig de conclusie van de Inspecteur.