ECLI:NL:GHSGR:1997:AA4415

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 augustus 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95/2598
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke navorderingsaanslag en de behandeling van aandelenkapitaal

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1992, opgelegd aan belanghebbende. De Inspecteur had een primitieve aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 145.438, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 305.438. De belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het Gerechtshof. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 oktober 1996, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kern van het geschil betreft de vraag of de uitgifte van aandelen door de vennootschap aan belanghebbende, ten laste van de agioreserve, als dividend moet worden aangemerkt. De Inspecteur was van mening dat de agioreserve fiscaal niet erkend moest worden, terwijl belanghebbende stelde dat de nominale waarde van de aandelen niet als dividend beschouwd kon worden. Het Hof oordeelde dat de navorderingsaanslag vernietigd moest worden, omdat de nominale waarde van de aandelen niet als dividend kon worden aangemerkt. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht werd vergoed aan belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
8 augustus 1997
nummer 95/2598
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, betreffende na te noemen navorderingsaanslag.
1. Primitieve aanslag en navorderingsaanslag
Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een primitieve aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 145.438 en een belastingvrije som van ƒ 5.225.
Daarna heeft de Inspecteur belanghebbende over dit jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 305.438 en een belastingvrije som als voormeld.
De nagevorderde belasting bedraagt ƒ 96.000 over welk bedrag geen verhoging is toegepast.
Deze navorderingsaanslag is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2. Loop van het geding
Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is door de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van ƒ 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingezonden, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 30 oktober 1996, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur.
Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het navolgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende was tot 29 december 1986 houder van 12 aandelen C in het aandelenkapitaal van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid U B.V. (hierna: de vennootschap). Het totale geplaatste aandelenkapitaal in de vennootschap bestond tot 31 december 1986 uit 12 aandelen A, 12 aandelen B, 12 aandelen C en 3728 aandelen D, elk van ƒ 1.000 nominaal. De aandelen A en B werden tot 29 december 1986 gehouden door respectievelijk AX en BX. De aandelen D werden tot 31 december 1986 gehouden door S B.V., waarvan de aandelen middellijk werden gehouden door AX en BX.
3.2. Alle aandelen A, B, C en D in de vennootschap waren volgestort.
3.3. Op 29 december 1986 zijn de aandelen A en B verkocht aan belanghebbende.
3.4. Bij akte van statutenwijziging d.d. 31 december 1986 is het onderscheid tussen de geplaatste aandelen A, B en C opgeheven. Bovendien zijn op 31 december 1986 aan belanghebbende 4 aandelen, elk aandeel nominaal groot ƒ 1.000, uitgegeven tegen een koers van 100% en onder de verplichting voor belanghebbende deze aandelen vol te storten in contanten per de datum van uitgifte.
3.5. Voorts zijn bij de onder 3.4 genoemde akte de coupures van alle 3728 geplaatste aandelen D verkleind tot nihil, omtrent welke coupure-verkleining blijkens de notulen van het verhandelde in de op 24 oktober 1986 gehouden algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap is besloten
"dat gelijktijdig:
1. wordt overgegaan tot verkleining van de coupure van elk aandeel D met een bedrag, per aandeel groot ƒ 61,17, welk bedrag op elk aandeel D wordt afgestempeld ter delging van het door de vennootschap geleden gecumuleerde verlies, in totaal ƒ 228.016,76 groot; door het afrondingsverschil ontstaat een agioreserve, groot ƒ 25,--;
2. wordt overgegaan tot een verdere verkleining van de coupure van alle aandelen D met een bedrag van ƒ 473,83 per aandeel D, welke coupure-verkleining niet tot terugbetaling op aandelen D, noch tot afstempeling wegens geleden verliezen strekt; door toepassing van het vorenstaande wordt aan de sub b 1 bedoelde agioreserve een bedrag toegevoegd, groot ƒ 1.766.438,24;
3. wordt overgegaan tot terugbetaling van een bedrag, groot ƒ 465,-- op elk van de geplaatste aandelen D;".
3.6. Op 30 mei 1986 heeft de Inspecteur der vennootschapsbelasting te bevestigd dat de bij terugbetaling van aandelenkapitaal op de aandelen D te hanteren zakelijke koers van de aandelen D 46,5 percent bedroeg.
3.7. Op 1 oktober 1992 heeft de vennootschap ten laste van de bij de coupure-vermindering van de aandelen D gevormde agioreserve 160 aandelen, elk aandeel nominaal groot ƒ 1.000, uitgereikt aan belanghebbende.
3.8. Bij het vaststellen van de onderhavige navorderingsaanslag is, in afwijking van de aangifte inkomstenbelasting voor 1992, ter zake van de uitgifte in 1992 van nominaal ƒ 160.000 aandelen een bedrag van ƒ 160.000 tot het inkomen gerekend.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld de vraag of ter zake van de uitgifte van nominaal ƒ 160.000 aandelen een bedrag van ƒ 160.000 tot belanghebbendes inkomen over 1992 moet worden gerekend.
4.2. Belanghebbende is van mening, zakelijk weergegeven, dat de vennootschap aandelen heeft uitgegeven aan belanghebbende ten laste van de agioreserve, zodat de nominale waarde van de aandelen niet als dividend is te beschouwen.
4.3. De Inspecteur is van mening, zakelijk weergegeven, dat de ter zake van de coupure-vermindering gevormde agioreserve fiscaal niet erkend dient te worden, zodat het nominale bedrag van de uitgegeven aandelen als door belanghebbende genoten dividend op grond van artikel 29, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 moet worden aangemerkt.
4.4. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's.
4.5. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht. Zij hebben aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen nieuwe grieven of weren toegevoegd.
5. Conclusies van partijen
Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Op de aandelen D is in verband met de afstempeling tot een bedrag van nihil aan de aandeelhouder een terugbetaling van aandelenkapitaal gedaan van ƒ 465 per aandeel. Voorts is per afgestempeld aandeel een bedrag van ƒ 61,17 aangewend voor de afboeking van een verlies van de vennootschap. Het resterende bedrag van ƒ 473,83 per aandeel is, overeenkomstig het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap, sedert 31 december 1986 boekhoudkundig verantwoord als agioreserve.
6.2. Voor zover de afstempeling van de aandelen D gepaard is gegaan met de terugbetaling van kapitaal, is het gestorte kapitaal van de vennootschap verminderd met het bedrag van de kapitaalsterugbetaling. Hetzelfde geldt voor zover de afstempeling van de aandelen D gepaard is gegaan met verliesafboeking, omdat het oorspronkelijk op de aandelen D gestorte kapitaal tot het bedrag van de verliesafboeking boekhoudkundig op 31 december 1986 verloren is gegaan.
6.3. Tot een bedrag van ƒ 473,83 per aandeel D, in totaal een bedrag van afgerond ƒ 1.766.438, is evenwel het op deze aandelen gestorte kapitaal voor de toepassing van de artikelen 24 en volgende van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 behouden gebleven. Het gestorte kapitaal is immers tot dit bedrag noch aan de aandeelhouder terugbetaald, noch afgeschreven in verband met de afboeking van door de vennootschap geleden verliezen, terwijl de vennootschap dit bedrag van ƒ 1.766.438 door het boekhoudkundig te verantwoorden als agioreserve, als gestort kapitaal heeft gehandhaafd.
6.4. Nu de in 1992 aan belanghebbende uitgereikte aandelen ten bedrage van ƒ 160.000 nominaal zijn uitgegeven ten laste van de agioreserve van de vennootschap, is het Hof van oordeel dat de nominale waarde van de aandelen, gelet op doel en strekking van artikel 29 van de Wet op de inkomstenbelasting, in het onderhavige geval niet als dividend is te beschouwen.
6.5. De navorderingsaanslag moet derhalve worden vernietigd. Het gelijk is aan belanghebbende.
7. Griffierecht en proceskosten
7.1. Gelet op het bepaalde in artikel 5, lid 7 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, dient het door belanghebbende gestorte griffierecht hem te worden vergoed door de Inspecteur.
7.2. In de omstandigheid dat het beroep van belanghebbende gegrond is, vindt het Hof aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Deze kosten (betreffende beroepsmatig verleende rechtsbijstand) stelt het Hof op de voet van het Besluit proceskosten fiscale procedures vast op ƒ 3.550, gespecificeerd als volgt: (1 + 0,5 + 1) maal ƒ 710 maal wegingsfactor 2.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de navorderingsaanslag;
- gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep gestorte griffierecht van ƒ 75;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten ad ƒ 3.550 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus vastgesteld op 8 augustus 1997 door mrs H.L. Krans, vice-president, U.E. Tromp, raadsheer, en A.R. Leemreis,
raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur mevrouw mr Y. Postema en de waarnemend griffier mr. H.J. Fehmers. Op dezelfde dag is de beslissing in het openbaar uitgesproken.
(Fehmers) (Krans)
Aangetekend aan
partijen verzonden:
[Zie ook arrest HR nummer 33668 (red.)]