ECLI:NL:GHSGR:2000:AA8233

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200140900
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schellen
  • A. Aler
  • J. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van openlijk geweld buiten discotheek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, dat op 2 maart 2000 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijk geweld, gepleegd buiten de discotheek Baja Beach Club te Rotterdam. De feiten betroffen een incident waarbij de verdachte, na te hebben gezien dat een vriend van hem het slachtoffer had neergeslagen, het slachtoffer een schop gaf terwijl deze op de grond lag. Het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen en dat de ervaring voor hem zeer beangstigend en schokkend was, met mogelijke langdurige psychische gevolgen. Het hof heeft in zijn overwegingen ook de impact van dergelijke geweldsdelicten op de openbare veiligheid en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving meegenomen.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van zes weken geëist, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof oordeelde echter dat deze straf onvoldoende recht deed aan de ernst van het delict en de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft besloten een zwaardere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal was gevorderd. Het hof achtte een gevangenisstraf van twaalf weken, waarvan zes weken voorwaardelijk, gerechtvaardigd, maar heeft in plaats van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, de verdachte de mogelijkheid geboden om onbetaalde arbeid ten algemene nutte te verrichten voor de duur van tachtig uren.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van deze onbetaalde arbeid, die moet worden uitgevoerd in overleg met de desbetreffende dienstverleningscoördinator. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij mr. Huijgen niet in staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

rolnummer _ 2200140900
d parketnummer 1004300299
datum uitspraak 7 november 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
.gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 2 maart 2000 in de strafzaak tegen
X,
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
rolnummer - 2200140900 4
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het betreft hier openlijk geweld op straat buiten de discotheek Baja Beach Club te Rotterdam. Een vriend van verdachte heeft het slachtoffer neergeslagen nadat het slachtoffer op hem af was komen rennen. Verdachte die dit zag gebeuren is naar de plek toegerend en heeft vervolgens het slachtoffer -terwijl deze op de grond lag- een schop gegeven. Het slachtoffer heeft hier letsel aan over gehouden. Voorts moet het voor het slachtoffer
. een uiterst beangstigende en schokkende ervaring zijn geweest, te verwachten valt dat hij nog geruime tijd psychische gevolgen zal ondervinden van hetgeen hem is overkomen. Grove geweldsdelicten op de openbare weg dragen bovendien bij tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
De in hoger beroep gevorderde straf (te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes weken waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar) doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden, daarbij mede gelet op de door de Landelijke Commissie Straftoemeting van de NVvR voor dit soort delicten geadviseerde richtlijnen. Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, waarvan zes weken voorwaardelijk, gerechtvaardigd is, daarbij rekening houdend met het feit dat verdachte geen gewelddadige antecedenten heeft. Het hof zal de verdachte echter in plaats van het overwogen onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf overeenkomstig zijn aanbod en met zijn instemming het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 80 uren opleggen. De onbetaalde arbeid zal moeten worden verricht in het kader van ondersteunende c.q. onderhoudswerkzaamheden, nader vast te stellen in overleg met de desbetreffende dienstverleningscoördinator en afgestemd op de mogelijkheden van de verdachte en de beschikbaar staande projecten. Het is het hof bekend dat de verdachte binnen het arrondissement van zijn woonplaats die arbeid binnen na te noemen termijn kan verrichten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
-Het hof
Vernietigt het vonnis.waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
rolnummer 2200140900 5
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van
TACHTIG UREN,
welke straf in de plaats treedt van het onvoorwaardelijk deel, te weten zes weken, van de overwogen gevangenisstraf.
Bepaalt dat deze arbeid uiterlijk binnen vier maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest moet aanvangen en dat die arbeid binnen zes maanden na gemeld tijdstip van aanvang zal zijn voltooid.
Veroordeelt de verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES WEKEN.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van TWEE JAAR aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schellen, Aler en Huijgen, in bijzijn van de griffier mr. Van den Broek. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2000. Mr. Huijgen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.