ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9910

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-R-350
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koning
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen tussen echtgenoten van Turkse afkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 oktober 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die op 21 januari 1993 te Rotterdam zijn gehuwd. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 20 maart 2000 aangevochten, waarin de echtscheiding en nevenvoorzieningen waren toegewezen aan de man. De vrouw verzocht primair de echtscheiding af te wijzen en subsidiair om de gewone verblijfplaats van hun kind bij haar te bepalen, alsook om een omgangsregeling vast te stellen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te regelen.

De man had in eerste aanleg verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de gewone verblijfplaats van het kind bij hem te bepalen, met een omgangsregeling voor de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de partijen sinds 20 april 1999 gescheiden leven en dat er geen uitzicht is op herstel van de huwelijkse verhouding. Het hof heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding bekrachtigd.

Wat betreft de nevenvoorzieningen heeft het hof de verzoeken van de man toegewezen, maar de omgangsregeling is opnieuw vastgesteld. De partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waarbij de man recht heeft op omgang met het kind eens per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur. Het hof heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld en bepaald dat de man de verplichtingen uit de schuld aan de Garanti Bank moet dragen, zonder vergoeding aan de vrouw, en dat hij gerechtigd blijft tot de activa en passiva van de door hem uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

De beslissing van het hof is zowel onder Turks als Nederlands recht tot dezelfde uitkomst gekomen, waardoor het hof heeft besloten om af te zien van verdere inlichtingen over welk recht van toepassing is. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 oktober 2000.

Uitspraak

Uitspraak: 18 oktober 2000
Rekestnummer: 00-R-350
Rek.nr. Rechtbank: FA 99-6122
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
Beschikking
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. W. Taekema,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats man],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 19 mei 2000 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 20 maart 2000, betreffende een echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Van de zijde van man is een pleitnota ingekomen bij faxbrief van 12 september 2000.
Op 15 september 2000 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden.
Ter terechtzitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de omgangsregeling.
VASTSTAANDE FEITEN
1. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat tussen de partijen het volgende vast. Het hof vermeldt bedragen in hele guldens.
2. De partijen zijn gehuwd op 21 januari 1993 te Rotterdam op het Turkse consulaat. Uit hun huwelijk is geboren [het kind] op 8 februari 1995.
3. De partijen hebben in 1994 of 1995 f 35.000 bij de Garanti Bank te Rotterdam geleend en zijn daarmee een kapsalon begonnen, welke in 1997 weer verkocht is. De partijen leven sinds 20 april 1999 gescheiden van elkaar. Thans verricht de man slechts onbetaalde arbeid voor een vriend en heeft hij een WW-uitkering op bijstandsniveau. Zijn huur bedraagt f 600 per maand.
Volgens een brief van 27 augustus 1999 van de United Garanti Bank International BV bedroeg het saldo van de lening op die datum f 33.536.
HET GESCHIL
4. De man heeft in eerste aanleg een verzoekschrift aan de vrouw betekend waarin wordt verzocht:
I. tussen partijen op 21 januari 1993 met elkander gehuwd te Rotterdam bij het Turkse Consulaat, de echtscheiding uit te spreken;
II. te bepalen dat de gewone verblijfplaats van voormeld kind bij de man zal zijn;
III. subsidiair: voor het geval dat het kind bij de vrouw zal verblijven de volgende omgangs-regeling vast te leggen: elke week van vrijdag tot en met zondag van 17.00 uur tot en 19.00 uur; alsmede 3 weken aaneengesloten in de zomervakantie en de helft van alle feestdagen;
IV. om tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap over te gaan uitgaande van de stand van de schuld aan de Garanti Bank te Rotterdam van 1 april 1999;
V. de beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5. De vrouw heeft zich tegen de verzoeken I, III, IV en V niet gemotiveerd verweerd en heeft bij wijze van zelfstandig verzoek, in haar verweerschrift geformuleerd als punt II, verzocht een omgangsregeling vast te stellen die inhoudt dat de man gerechtigd is omgang met [het kind] te hebben elke week van vrijdagmiddag 17.00 uur tot maandagmorgen, waarbij de man [het kind] maandag naar school brengt.
6. In de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de man onder de punten I en V en punt II van de vrouw toegewezen en is op punt IV niet beslist.
7. De vrouw verzoekt thans de bestreden beschikking te vernietigen en primair het inleidende verzoek van de man strekkend tot echtscheiding met nevenvoorzieningen alsnog af te wijzen en subsidiair, indien de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding in stand blijft, te bepalen:
I. dat de gewone verblijfplaats van [het kind] bij de vrouw zal zijn;
II. dat een omgangsregeling wordt vastgelegd zoals de partijen ter terechtzitting zijn overeengekomen;
III. dat de huwelijksgoederengemeenschap tussen de partijen aldus wordt verdeeld dat aan de man alle activa en passiva worden toebedeeld die samenhangen met de door hem uitgeoefende bedrijfsactiviteiten alsmede de verplichting tot aflossing van de lening onder nummer [nummer rekening] bij de United Garanti Bank International NV onder de verplichting de vrouw te vrijwaren van enige aanspraak door de UGBI-bank ter zake van deze lening en te bepalen dat de partijen overigens ten opzichte van elkaar finaal gekweten zijn;
IV. zulks bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en onder compensatie van de proceskosten.
8. De man heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de schuld aan de Garanti Bank uitgaande van de stand per 1 april 1999 ieder voor een helft aan de partijen toe te scheiden.
BEOORDELING
9. In eerste aanleg heeft de man uitdrukkelijk gekozen voor toepassing van Nederlands recht op de echtscheiding. De vrouw heeft die keuze noch in eerste aanleg noch in hoger beroep bestreden, zodat op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht moet worden toegepast.
10. Ten aanzien van de echtscheiding heeft de vrouw ter zitting verklaard dat de partijen sinds 20 april 1999 gescheiden van elkaar leven en dat “zij nu gaan scheiden”. De man heeft verklaard dat er geen uitzicht is op herstel van de huwelijkse verhouding. Het hof acht het daarom aannemelijk dat het huwelijk van de partijen duurzaam is ontwricht en zal de bestreden beschikking op het punt van de echtscheiding bekrachtigen. Bepaling dat [het kind] bij de vrouw moet verblijven, is een nevenvoorziening die de wet niet kent.
10. De partijen hebben ter zitting afgesproken dat [het kind] en de man eens per twee weken omgang met elkaar mogen hebben van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur, ingaande de avond aansluitende op de zitting, en hebben het hof verzocht dienovereenkomstig te beslissen. Voorts heeft de man beloofd dat hij de vrouw ten minste 48 uur van tevoren zal berichten als de omgang niet door kan gaan, opdat de vrouw daar dan rekening mee kan houden.
11. Aannemelijk is dat het eerste huwelijksdomicilie van de partijen Nederland was, dat de partijen geen geldige keuze voor toepasselijk recht op hun huwelijks-vermog-ens-regime hebben gedaan en dat de partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
12. Indien de partijen tijdens de huwelijkssluiting nog de Turkse en niet beiden de Nederlandse nationaliteit hadden, moet op het huwelijkse vermogen Turks recht worden toegepast. Dat zou inhouden dat, bij ontbreken van huwelijkse voorwaarden, tussen de partijen geen vermogens-gemeenschap heeft bestaan. Dan moet worden beoordeeld wie van hen de Garanti-schuld moet dragen.
13. Nadat de partijen in 1994 of 1995 f 35.000 bij de Garanti Bank te Rotterdam geleend hadden, hebben zij - volgens de man - zowel in 1996 als in 1997 f 10.000 bijgeleend, vermeerderd met rente tot een bedrag van f 53.000. Hij heeft steeds f 950 per maand op de schuld afgelost. Voorts verklaarde hij ter terechtzitting dat hij in april 1997 met de vrouw en [het kind] op vakantie is geweest naar Turkije en daaraan f 15.000 heeft uitgegeven, hetgeen de vrouw bestrijdt. De man stelt dat hij in maart 1999 nog f 50.000 heeft besteed aan de inrichting van zijn woning. Volgens hem bedroeg het saldo van de schuld op 20 april 1999 f 28.000 en bedraagt het huidige saldo ongeveer f 21.000. De man stelt de kapperszaak verkocht te hebben voor f 30.000 en voorts f 30.000 van zijn zuster geleend te hebben. Hij heeft nog zes of zeven maanden in loondienst bij een vriend gewerkt die, het im- en exportbedrijf dat partijen waren begonnen heeft voortgezet.
14. Gelet op de stelling van de man, inhoudende dat hij in maart 1999 nog f 50.000 aan de inrichting van zijn woning heeft besteed, de omstandigheid dat hij de opbrengst van de verkoop van het kappersbedrijf van de partijen à f 30.000 heeft behouden, de mogelijkheid dat hij het im- en exportbedrijf van de partijen te gelde heeft gemaakt, dan wel heeft voortgezet op naam van zijn vriend, het feit dat de partijen sinds 20 april 1999 gescheiden van elkaar leven en dat het saldo van de schuld op de laatstgenoemde datum volgens de man f 28.000 bedroeg, acht het hof het redelijk dat hij in de onderlinge verhouding tot de vrouw als enige de verplichtingen uit de schuld aan de Garanti-bank moet dragen zonder vergoeding van de vrouw hiervoor, en dat hij anderzijds als enige gerechtigd zal blijven tot de im- en exportzaak die de partijen zijn begonnen.
15. Indien beide partijen tijdens de huwelijkssluiting reeds de Nederlandse nationaliteit hadden, moet Nederlands recht worden toegepast op het huwelijkse vermogen van de partijen en moet er vanuit worden gegaan dat de partijen in gemeenschap van goederen gehuwd zijn. Om de redenen, gegeven in de overwegingen 13 en 14, brengt de redelijkheid in dat geval mee dat de man als enige de schuld aan de Garantibank krijgt toebedeeld, en wel zonder vergoeding van de vrouw, omdat het geleende geld (uiteindelijk) alleen aan hem ten goede is gekomen, en dat hem anderzijds zonder vergoeding aan de vrouw alle activa en passiva die samenhangen met het im- en exportbedrijf dat de partijen zijn begonnen worden toebedeeld.
16. Slotsom is dat toepassing van het Turkse of het Nederlandse recht tot de zelfde einduitkomst leidt, zodat kan worden afgezien van inlichtingen waaruit kan blijken welk van deze rechtsstelsels in casu geldt.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de echtscheiding tussen de partijen is uitgesproken;
stelt vast dat alleen aan de man toekomen alle activa en passiva die samenhangen met de door hem uitgeoefende bedrijfsactiviteiten en dat hij verplicht is tot afbetaling van de lening onder nummer [nummer rekening] bij de United Garanti Bank International NV en verplicht is de vrouw te vrijwaren van elke aanspraak door de UGBI-bank ter zake van deze lening en dat de partijen overigens ten opzichte van elkaar finaal gekweten zijn; dit alles zowel bij toepassing van Turks recht als bij toepassing van Nederlands recht, in welk geval het voorgaande wordt bepaald bij wijze van verdeling van de huwelijkse vermogensgemeenschap;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover een omgangsregeling tussen de man en [het kind] is bepaald, en in zover-re opnieuw be-schik-ken-de:
bepaalt dat de man en [het kind] recht hebben op omgang met elkaar eens per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Koning, Fockema Andreae-Hartsuiker en Overgaauw, bij-ge-staan door mr. Dorhout als grif-fier, en uitgesproken ter openba-re terechtzit-ting van 18 oktober 2000.