ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9978
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. de Bruijn-Lückers
- A. Koning
- C. Zeven-Postma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders van een minderjarig kind
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en de moeder van een minderjarig kind, geboren op 9 november 1994. De moeder, verzoeker in hoger beroep, had het ouderlijke gezag over het kind. Bij beschikking van de rechtbank te Breda op 23 juni 1997 was een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader recht had op omgang met het kind gedurende vier uren per veertien dagen. De vader verzocht de rechtbank te Rotterdam om wijziging van deze regeling, maar zijn verzoek werd afgewezen. De moeder had ook een verzoek ingediend tot stopzetting van de omgangsregeling, wat eveneens werd afgewezen. Hierop ging de moeder in hoger beroep op 14 juli 2000, met het verzoek om de eerdere beschikking te vernietigen en haar verzoek tot stopzetting alsnog in te willigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2000, verscheen de moeder niet, en haar advocaat verzocht het hof om een beschikking op basis van de stukken, aangezien de vader had aangegeven geen verweer te voeren. Het hof oordeelde dat de moeder door niet te verschijnen, zelf een situatie had gecreëerd waarin het niet mogelijk was om meer te weten te komen over de feiten en haar argumenten. Het hof concludeerde dat er geen wettelijke grond was om de omgang tussen de vader en het kind te staken, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.
De beslissing werd genomen door de rechters M. de Bruijn-Lückers, A. Koning en C. Zeven-Postma, en werd uitgesproken op 8 november 2000.