ECLI:NL:GHSGR:2000:AB0083
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Schuering
- M. de Bruijn-Lückers
- J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over een minderjarige
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in een eerdere procedure een omgangsregeling met de moeder, verweerder in hoger beroep, maar er waren zorgen over de naleving van deze regeling. Op 29 december 1999 gaf het hof een tussenbeschikking waarin de raad voor de kinderbescherming werd verzocht om een onderzoek te verrichten naar de wenselijkheid van het voortduren van het gezamenlijk gezag. Het hof vroeg specifiek of de partijen in staat waren om werkbare afspraken te maken en of zij deze afspraken zouden naleven.
De raad voor de kinderbescherming heeft op 27 maart 2000 een rapport uitgebracht, dat op 3 april 2000 door het hof is ontvangen. In dit rapport concludeerde de raad dat het niet in het belang van het kind was om het gezamenlijk gezag voort te zetten. De vader hield zich niet aan de omgangsregeling en stelde de opvoedkundige kwaliteiten van de moeder ter discussie. Bovendien belastte hij het kind met zijn negatieve gevoelens over de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2000 heeft de raad zijn standpunt herhaald, en er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden leiden.
Op basis van deze bevindingen heeft het hof besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen. De beslissing werd genomen op 28 juni 2000, waarbij het hof ook het meer of anders verzochte afwees. De uitspraak werd gedaan door de rechters A. Schuering, M. de Bruijn-Lückers en J. Jansen, met mr. Louwinger-Rijk als griffier.