ECLI:NL:GHSGR:2000:AB0094

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
295-R-00
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Hehemann
  • A. Schuering
  • P. Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontkenning vaderschap en ontvankelijkheid verzoeker

In deze zaak heeft de moeder op 2 mei 2000 hoger beroep ingesteld tegen een tussenbeschikking van de rechtbank te Rotterdam, gedateerd 10 maart 2000. In deze tussenbeschikking was de moeder opgedragen te bewijzen dat haar huidige partner de biologische vader is van haar kind, geboren op 10 december 1998. De bijzondere curator, mr. R.A. Felix, heeft aangegeven niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling die op 6 september 2000 was gepland. De moeder heeft op 26 september 2000 een faxbericht gestuurd waarin zij afziet van de mondelinge behandeling en verzoekt de zaak op de stukken af te doen.

Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. De moeder verzocht om vernietiging van de tussenbeschikking en om gegrondverklaring van haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap. Het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar hoger beroep. Het hof oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk is, omdat hoger beroep tegen een tussenbeschikking niet is toegestaan, tenzij de rechter anders bepaalt. De mededeling onderaan de tussenbeschikking, die suggereert dat hoger beroep mogelijk is, is niet opgenomen in de beschikking zelf en kan daarom niet als een rechterlijke beslissing worden beschouwd. Het hof heeft de moeder derhalve niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

De beslissing is genomen door de rechters M. Hehemann, A. Schuering en P. Pannekoek-Dubois, met mr. Oostveen als griffier, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 15 november 2000.

Uitspraak

Uitspraak : 15 november 2000
Rekestnummer : 295-R-00
Rekestnr. rechtbank : FA RK 99-8042
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam moeder],
wonende te [woonplaats moeder],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Taekema.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. mr. R.A. Felix,
kantoorhoudende te Rotterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de op 10 december 1998 geboren minderjarige [naam kind] (zo genoemd blijkens de geboorteakte te Rotterdam, in welke akte als geslachtsnaam van de vader [andere naam vader] is opgenomen in plaats van [naam vader], verder te noemen: [naam kind]),
hierna te noemen: de bijzondere curator,
2. [naam vader],
wonende op een onbekend adres in Turkije,
hierna te noemen: de vader,
3. [naam huidige partner moeder],
wonende te [woonplaats huidige partner moeder], thans verblijvende in detentie in Portugal,
hierna te noemen: de huidige partner van de moeder.
De advocaat-generaal aan dit hof heeft schriftelijk geconcludeerd.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 2 mei 2000 in hoger beroep gekomen van een tussenbeschikking van 10 maart 2000 van de rechtbank te Rotterdam, waarbij de moeder is opgedragen te bewijzen dat de huidige partner van de moeder de biologische vader van haar kind [naam kind] is.
Er zijn geen verweerschriften ingekomen.
Van de zijde van de bijzondere curator is bij het hof een brief ingekomen, gedateerd 26 juni 2000, onder meer inhoudende de mededeling dat hij op de door het hof bepaalde mondelinge behandeling op 6 september 2000 niet aanwezig zal zijn.
Van de zijde van de moeder is bij het hof een faxbericht ingekomen, gedateerd 26 september 2000 onder meer inhoudende de mededeling dat zij afziet van een mondelinge behandeling en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.
Gelet op de inhoud van voornoemd faxbericht van de zijde van de moeder heeft de door het hof bepaalde mondelinge behandeling geen doorgang gevonden.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
De moeder verzoekt de bestreden tussenbeschikking te vernietigen en te bepalen dat haar inleidende verzoek om ontkenning vaderschap gegrond verklaard wordt.
Het openbaar ministerie concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar hoger beroep.
Het hof is van oordeel dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Zij stelt dat beroep immers in tegen een tussenbeschikking en daarvan is hoger beroep niet toegelaten anders dan gelijktijdig met de einduitspraak, tenzij de rechter anders bepaalt. Van dat laatste is in deze geen sprake. Het “stempel” onder aan de bestreden tussenbeschikking waarin staat vermeld: “Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld ….” staat niet in de tussenbeschikking zelf en geldt derhalve niet als een rechterlijke beslissing in de zin van artikel 429n lid 3 Rv. Een dergelijke mededeling kan geen afbreuk doen aan de wettelijke bepaling. De beslissing dient derhalve te worden als volgt.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Hehemann, Schuering en Pannekoek-Dubois, bijge-staan door mr. Oostveen als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 15 november 2000.