ECLI:NL:GHSGR:2000:AB0134
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- F. Fockema Andreae-Hartsuiker
- A. Koning
- P. Pannekoek-Dubois
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in omgangsregeling na verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 juli 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot omgang met zijn zoon, geboren op 8 juni 1988. De vader was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 januari 2000, waarin de rechtbank zich onbevoegd had verklaard om van het verzoek van de vader kennis te nemen. De moeder, die met het kind in Spanje verblijft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader.
De vader heeft gesteld dat de moeder en het kind in Nederland ingeschreven staan en dat zij regelmatig Nederland bezoeken. De moeder heeft echter aangevoerd dat zij sinds oktober 1997 met het kind in Spanje verblijft en dat het kind daar naar school gaat. Tijdens de zitting heeft de moeder documenten overgelegd ter onderbouwing van haar stelling.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en het kind hun gewone verblijfplaats in Spanje hebben, op basis van de overgelegde schoolrapporten en andere documenten. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van het verzoek van de vader kennis te nemen, aangezien Spanje partij is bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1961.
De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee het verzoek van de vader tot omgang met zijn zoon werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door de rechters Fockema Andreae-Hartsuiker, Koning en Pannekoek-Dubois, met mr. Oostveen als griffier.