ECLI:NL:GHSGR:2000:AB0246
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Hehemann
- J. Schuering
- M. Fockema Andreae-Hartsuiker
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlands of Belgisch recht bij echtscheiding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om de vraag welk recht van toepassing is op de echtscheiding tussen een man en een vrouw die in België wonen, maar waarvan de man een sterke band met Nederland heeft. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man geen werkelijke maatschappelijke band met Nederland heeft. De man, verweerder in hoger beroep, stelt dat hij de sterkste band met België heeft en dat de echtscheiding volgens Belgisch recht moet worden behandeld.
De partijen zijn op 29 december 1972 met elkaar gehuwd en zijn op 22 oktober 1999 door de rechtbank te 's-Gravenhage gescheiden. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om de echtscheiding met toepassing van het Nederlands recht uit te spreken. De man heeft in zijn verweerschrift gesteld dat hij zich uitsluitend Belgisch voelt en dat zijn economische en sociale banden met België sterker zijn dan die met Nederland. Hij heeft onder andere onroerend goed in Nederland, maar stelt dat zijn leven en werk zich voornamelijk in België afspelen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat, hoewel de man in België woont en daar zijn sociale leven heeft, de meeste van zijn economische en maatschappelijke banden met Nederland zijn. De man heeft een aanzienlijk aantal onroerende zaken in Nederland en zijn familie woont grotendeels in Nederland. Het hof oordeelt dat het zwaartepunt van de sociale, economische en maatschappelijke banden van de man meer in Nederland ligt dan in België. Daarom wordt Nederlands recht van toepassing verklaard op de echtscheiding.
De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken op basis van de duurzame ontwrichting van het huwelijk. De vrouw wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om Nederlands recht toe te passen op het alimentatieverzoek. De uitspraak is gedaan op 5 juli 2000 door de rechters Hehemann, Schuering en Fockema Andreae-Hartsuiker.