rolnummer 2200117599
parketnummer 0975714898
datum uitspraak 5 april 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissements rechtbank te 's-Gravenhage van 10 mei 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting
"De Kantelberg" (unit 4) te 's-Gravenhage.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Omvang van het hoger beroep
3.1 Ten aanzien van de omvang van het hoger beroep heeft het hof de advocaat-generaal aldus verstaan dat het appèl van het openbaar ministerie zich niet meer richt tegen de door de rechtbank uitgesproken vrijspraken.
3.2 Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Nietigheid van de dagvaarding
Naar het oordeel van het hof voldoet het onder 4 tenlastegelegde feit niet aan de vereisten van artikel 261, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien er sprake is van een onduidelijke en innerlijk tegenstrijdige tenlastelegging. Dit leidt tot nietigheid van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig respectievelijk niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en5 is tenlastegelegd.
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat voldoende wettig bewijs ontbreekt. Noch uit de tapverslagen noch anderszins is gebleken dat met de verdachte over zijn eventuele betrokkenheid bij dit feit is gesproken.
Ten aanzien van feit 5 overweegt het hof, met verwijzing naar het eerder overwogene over de omvang van het hoger beroep, dat onvoldoende vaststaat dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Dit is niet alleen het gevolg van het wegvallen van zaak XI, Wenen, en van de voorbereidingshandelingen (relaas 28-30), maar vooral doordat naar het oordeel van het hof niet bewezen kan worden dat verdachte tot die organisatie behoorde, zulks mede in het licht van de bewezenverklaarde feiten 6 en 7 die met die organisatie niets van doen hebben.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
7.1 Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
hij in de periode van 24 november 1997 tot en met 27 november 1997 in Nederland en te Aruba ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied der Nederlanden te brengen 17 pakken van een materiaal bevattende cocaïne , zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, hij en/of zijn mededaders als volgt heeft/hebben gehandeld, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een (van zijn) mededader(s) opzetttelijk
-een koffer inhoudende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne ingecheckt op de KLM-vlucht 742 met bestemming Amsterdam en met een doorboeking naar Frankfurt en
-telefonisch het vluchtnummer 742 en de vertrektijd en het slotnummer en het nummer van de vlucht naar Duitsland (LH 4417) en de naam en het securitynummer (006) en het registratienummer van de bagagetag behorende bij voorgenoemde koffer doorgegeven en een deel van voornoemde nummers aangehoord en/of doorgegeven aan [betrokkene] en aan hem verdacht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (zaak XIII, Aruba/Silie) ;
3.
hij op 24 maart 1998 te Haarlemmermeer (Schiphol) tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied der Nederlanden heeft gebracht 34 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(zaak I, B. en B.)
6.
hij in de periode van 1 april 1998 tot en met 25 mei 1998 in Nederland en te Aruba, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om om tezamen en in vereniging met anderen of een ander opzettelijk binnen het grondgebied der Nederlanden te brengen 18 kilo van een materiaal bevattende cocaïne , zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
hij en/of zijn mededader(s) als volgt hebben gehandeld, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een (van zijn) mededader(s) opzettelijk;
- een persoon genaamd [betrokkene] gevraagd als koerier van verdovende middelen op te treden en
- voornoemde persoon een ticket Amsterdam-Aruba en Aruba-Amsterdam-Wenen verstrekt en
- een koffer inhoudende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne ingecheckt op de KLM-vlucht 783 met bestemming Amsterdam terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (zaak XIV, Aruba/Lima) ;
7.
hij op 30 januari 1998 te Harlemmermeer (Schiphol) tezamen en in vereninging met een ander of anderen opzettelijk binnen het grondgebied der Nederlanden heeft gebracht ongeveer 10 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
koerier H.
7.2 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7.3 Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
8.1 Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
8.2 De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Verweer ten aanzien van feit 1:
9.1 De raadsman heeft gesteld dat geen sprake is van een strafbare poging nu de koffer waarin zich de cocaïne bevond weliswaar is ingecheckt, maar de bijbehorende passagier bij vertrek niet is verschenen. Nu het een feit van algemene bekendheid is dat koffers zonder passagier niet worden vervoerd, is sprake van een ondeugdelijke poging. Subsidiair doet de raadsman een beroep op vrijwillige terugtred.
9.2 Het hof is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. Het (te Aruba) inchecken door een passagier van zichzelf en een koffer voor een vliegtuig naar Schiphol is te beschouwen als een uitvoeringshandeling van poging tot invoer in Nederland. Dat de passagier naderhand niet is verschenen, doet daar niet aan af.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte vrijwillig is teruggetreden.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3:
Hoewel het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium ontbreekt, acht het hof bewezen dat de in de koffers aangetroffen stof cocaïne betrof. Het hof baseert zich hierbij op de omvang van de aan de koeriers in het vooruitzicht gestelde vergoeding en de overige uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden en de door de verbalisant uitgevoerde kleurentest op cocaïne, welke een positieve reactie gaf.
11. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 en 6:
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 3 en 7:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
12. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
13.1 De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
13.2 De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, alsmede tot een geldboete van f 30.000,- subsidiair 140 dagen hechtenis, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
13.3 Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
13.4 Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het tweemaal invoeren van cocaïne van
respectievelijk ongeveer 34 kilo en 10 kilo en een tweetal pogingen tot invoer van cocaïne van respectievelijk 17 pakken en 18 kilo. Deze delicten leiden tot de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid hier te lande ernstig wordt bedreigd en waardoor ook het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ook vanuit internationaal perspectief verdient de handel in drugs, zeker de grootschalige invoer van cocaïne, een strenge aanpak.
13.5 Het hof is derhalve van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Daarbij houdt het hof ook rekening met de aan de mededaders opgelegde gevangenisstraffen.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5 en 6.
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
16.1 Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
16.2 Verklaart het onder 4 tenlastegelegde nietig.
16.3 Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
16.4 Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 6 en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
16.5 Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
16.6 Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
16.7 Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
16.8 Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16.9 Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
16.10 Gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 5 en 6 te weten een fototoestel Minolta Riva Zoom 105 ex, inclusief etui en een organizer merkloos, made in China.
Dit arrest is gewezen door mrs. Suyver, Oomen en Van Oosten, ln bijzijn van de griffier mr. Van Griensven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 april 2000.
Mr. Van Oosten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.