ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9757

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-757296-98
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Ritter
  • A. Suyver
  • J. Comen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 maart 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte, die gedetineerd was in het Huis van Bewaring te 's-Gravenhage, was eerder veroordeeld voor meerdere geweldsmisdrijven, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van ringen en een portemonnee uit een juwelierswinkel, waarbij de verdachte samen met een ander geweld heeft gebruikt tegen de juwelier. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen tegen een ander slachtoffer en van een gewapende overval op een drogisterij. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor het eerste tenlastegelegde feit, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de feiten onder 2, 3 en 4 werden wel bewezen verklaard. Het hof legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en overwoog dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf vereisten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte strafbaar verklaarde voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

rolnummer 2200118399
parketnummer 0975729698
datum uitspraak 8 maart 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 7 mei 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [geboorteplaats]
op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Den Haag (Unit II) te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigd.
Vrijspraak
Naar het oordeeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 aan de verdachte is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2,3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
2.
hij op 7 januari 1999 in de voor het publiek toegankelijke juwelierswinkel te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederechtelijke toeeigening heeft weggenomen ringen en een portemonnee met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 1] (welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-bij de keel pakken van die [slachtoffer 1] en
-het op de grond gooien van genoemde [slachtoffer 1] en
-dreigend geroepen “Geld, geld, geld wil ik hebben”,
3.
hij op 27 november 1998 te Voorburg [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
-een pistool , althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn kleding gehaald en dit voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] gedrukt en dreigend geroepen; “ik schiet jou lek”
4.
hij op 18 november 1998 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een geldbedrag van Fl 801,50 althans enig geldbedrag toebehorende aan drogisterij [naam] en/of [slachtoffer 3] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld met het oogmerk om die diefstal voor te berieden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het tegen die [slachtoffer 3] zeggen:”Ik wil geld” en vervolgens een mes voorhouden, en daarbij zeggen: “Zakken op de grond”, vervolgens, dat geld uit een in die drogisterij aanwezige kassa wegnemen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door tweeof meer verenigde personen;
3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder 2,3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie geweldsmisdrijven, waaronder twee overvallen. Onder de slachtoffers bevond zich een 75-jarige juwelier.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden meermalen is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De bovengenoemde feiten zijn zeer ernstig en voor de direct betrokkenen en de samenleving zozeer verontrustend dat naar het oordeel van het hof alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 285, 310 en 12 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Suyver en Comen, in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 maart 2000.