rolnummer 2200235999
parketnummer 0975706799
datum uitspraak 2 maart 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 17 september 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
thans gedetineerd in het penitentiair Complex Scheveningen te 's-Gravenhage.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
hij in de periode van 1 april 1997 tot 26 april 1999 te Leidschendam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 1998 tot en met 6 mei 1999 te Schiphol, gemeenten Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. Hij in de periode van 1 april 1999 tot 26 april 1999 in Nederland, om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, hebbende verdachte in die periode in Nederland een afspraak met [naam] gemaakt om een verkoper van een kilo cocaïne te zoeken en (in een auto) een hoeveelheid bij wijze van monster in ontvangst genomen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken
Voorzover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Om een feit bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten nummer 18 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, zal worden verbeurd verklaard alsmede dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten nummers 2 tot en met 6, 9 en 13 tot en met 17 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen gedurende lange tijd meermalen cocaïne verkocht. Daarnaast heeft hij de verkoop van een substantiële hoeveelheid cocaïne voorbereid. Tevens heeft hij zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan de invoer van hoeveelheden cocaïne. Bij dit laatste feit vervulde de verdachte een centrale rol door contacten te leggen met degenen die de feitelijke invoer van de cocaïne moesten verzorgen. Juist deze coördinerende functie geeft de belangrijke rol van de verdachte ten aanzien van deze feiten weer, hetgeen het hof hem zwaar aanrekent. De door de verdachte gepleegde voorbereidingshandelingen met betrekking tot de verkoop van cocaïne, alsmede de door de verdachte en zijn mededaders verrichte verkoop en invoer van cocaïne zijn delicten, die bijdragen aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De in eerste aanleg opgelegde straf doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat een zwaardere straf dient te worden opgelegd dan door de eerste rechter is bepaald.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten nummer 18 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, zal worden verbeurdverklaard, aangezien met dit aan de verdachte toebehorende voorwerp de onder 1 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten nummers 2 tot en met 6, 9 en 13 tot en met 17 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN EN ZES MAANDEN
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten nummer 18 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten nummers 2 tot en met 6, 9 en 13 tot en met 17 van de in kopie aan dit arrest gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs Hamaker, Wurzer en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr Van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2000.
Mr Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.