ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9848

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1100523999
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Michiels van Kessenich-Hoogendam
  • A. Hamaker
  • K. Klein Breteler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging zware mishandeling in relationele sfeer met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 september 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van doodslag en poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote. De verdachte heeft op 4 augustus 1999 in Zwijndrecht zijn echtgenote met een pistool in het hoofd geschoten, wat leidde tot haar overlijden. Een week eerder had hij haar al zwaar mishandeld door haar te stompen en te trappen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank had eerder ook al een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen betoogd dat zijn echtgenote zichzelf had doodgeschoten, maar dit werd door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. De bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en deskundigenrapporten, ondersteunden de overtuiging van het hof dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, en werd de verdachte veroordeeld tot betaling van de gemaakte kosten. Het hof heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder patronen en hulzen, aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

Rolnummer 2200052400
parketnummer 1100523999
datum uitspraak 29 september 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE s-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer in de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 15 februari 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [plaats] (Marokko) op [...] 1963,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting
"De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 3 juli 2000 en 15 september 2000
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
1.
hij op 04 augustus 1999 of 05 augustus 1999 te Zwijndrecht opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een pistool (op korte afstand) een kogel afgevuurd op het hoofd van die [slachtoffer] tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 31 juli 1999 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
-(met gebalde vuisten) met kracht in het gezicht heeft gestompt en
-(tegen het hoofd) heeft getrapt of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 04 augustus 1999 en/ of 05 augustus 1999 te Zwijndrecht en Wassenaar, een wapen van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool of revolver, te weten een pistool en munitie van categorie III, te weten patronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Toelichting op de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1:
verwerping van een (technische) mogelijkheid
De raadsman van verdachte heeft (kort samengevat) aangevoerd dat er een reële mogelijkheid is dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zichzelf (met opzet danwel per ongeluk) heeft doodgeschoten, en dat verdachte daarom ten aanzien van dat feit minst genomen vanwege teveel twijfel dient te worden vrijgesproken. Deze stellingen van de raadsman zijn in het bijzonder gebaseerd op een deskundigenrapport van 8 september 2000 inhoudende dat het blijkens proeven (technisch) mogelijk is dat (een persoon als) [verdachte] zittend in de auto, waarin verdachte en [medeverdachte] reden, zich een schot heeft toegebracht als naar voren komt uit het sectierapport -en waarvan de conclusie hierna, onder (c) zakelijk is weergegeven. In het navolgende gaat het hof (veronderstellenderwijs) uit van deze (technische) mogelijkheid.
(a) Op 31 juli 1999 heeft verdachte een trap als van een kickboxer tegen het hoofd gegeven.
Hieruit blijkt dat verdachte enige dagen voordat [slachtoffer] door een pistoolschot om het leven is gekomen, tot vergaande gewelddadigheid tegenover haar in staat was.
(b) Verdachte en [medeverdachte] zaten met zijn tweeën in de auto toen zij werd doodgeschoten. Verdachte reed en [medeverdachte] zat op de bijrijdersplaats, toen het schot werd gelost.
(c) [slachtoffer] is overleden als gevolg van een zogenaamd contactschot door haar hoofd. De inschotopening bevindt zich iets rechts van en iets onder het midden van haar achterhoofd. De uitschotverwonding bevindt zich precies in haar neus. Het schotkanaal liep vrijwel horizontaal van achteren naar voren. Het schot is dus van achter naar voren recht door haar hoofd gegaan.
(d) Daarnaast blijkt uit (andere) technische bevindingen dat het rechterportierraam open stond, toen het schot waardoor [slachtoffer] is gedood afging. De dodelijke kogel is niet in de auto aangetroffen.
(e) Uit (b) - (d), in onderling verband, volgt dat het schot is afgevuurd toen het pistool zich bevond aan de bestuurders-zijde van [ ] en de loop van het pistool betrekkelijk horizontaal wees in de richting van het open portierraam, aan de zijde van [ ].
(f) Nadat [slachtoffer] was omgekomen, is verdachte gestopt en heeft toen op de auto geschoten teneinde de indruk te wekken dat derden, van buiten de auto, op de auto geschoten hadden en dat [slachtoffer] daardoor was gedood.
(g) De laatste keer dat verdachte concreet over de toedracht heeft verklaard, is geweest ter terechtzitting in eerste aanleg van 1 februari 2000. Verdachte verklaarde toen: "Ik heb kort voordat het schot afging, gezien hoe [ ] zat. Ze zwaaide met het pistool en leunde een beetje naar achteren met het pistool, richting deur, om het bij mij weg te houden." Deze verklaring staat diametraal tegenover de onder (e) bereikte conclusie.
(h) Uit (f) volgt dat verdachte kort nadat [slachtoffer] was gedood heeft getracht door feitelijkheden de ware toedracht te verhullen. In dit licht is de zojuist geciteerde verklaring van verdachte kennelijk leugenachtig en afgelegd ter bemanteling van de waarheid.
(i) De onder (a), tweede zin, (e) en (h) bereikte (deel)conclusies leiden het hof (niettegenstaande de technische mogelijkheid vermeld in het deskundigenrapport van 8 september 2000) tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, gezeten op de bestuurdersplaats, [slachtoffer] op een moment dat zij haar achterhoofd naar verdachte had toegekeerd met een 'zogenaamd opgelegd of contactschot op haar achterhoofd om het leven heeft gebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Doodslag.
Feit 2 primair: poging tot zware mishandeling.
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van het voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis en tot Betaling van de schade geleden door de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven, alsmede een
schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal mr. Plugge heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van het voorarrest, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen patronen en hulzen, teruggave van de in beslag genomen auto aan de rechthebbende en van de kledingstukken aan verdachte en bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de sleutelbos, alsmede met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van f 11.126,= (de posten a, b en de kosten juridische bijstand) en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor het overige.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee geweldsdelicten en het voorhanden hebben van een wapen en de daarbij behorende munitie.
Eerst heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote. Hij heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote.
Een aantal dagen na de poging tot zware mishandeling heeft verdachte zijn echtgenote opzettelijk van het leven beroofd. Daarmee heeft hij op grove wijze het hoogste rechtsgoed, het recht op leven, van zijn echtgenote geschonden. Op dergelijke delicten past slechts, bijzondere omstandigheden voorbehouden, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende
reactie vormt.
Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten patronen en hulzen, zullen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met
betrekking tot deze voorwerpen de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De onder verdachte inbeslaggenomen kledingstukken zullen aan de verdachte worden teruggegeven.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten personenauto, peugeot 406 Coupé, kleur groen, zal aan de eigenaar [benadeelde partij] wonende te Brussel (België) worden teruggegeven.
Het hof zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een sleutelbos, ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade welke vordering tot een bedrag van f10.076,= is toegewezen. De raadsman van de benadeelde partij, mr. E.W.B. van Twist, heeft bij brief van 5 juni 2000 medegedeeld dat de benadeelde partij haar vordering in hoger beroep handhaaft tot voornoemd bedrag.
Aannemelijk is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde.
Het hof zal de (aldus beperkte) vordering van de benadeelde partij toewijzen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder I, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
NEGEN JAAR.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de patronen en hulzen.
Gelast de teruggave van de onder verdachte in beslaggenomen kleding aan verdachte.
Gelast de teruggave van de personenauto, peugeot 406 Coupé, kleur groen, aan de eigenaar [benadeelde partij] wonende te Brussel (België).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een sleutelbos.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 10.076,= (tienduizend zesenzeventig gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op f 1.050,= - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Michiels van Kessenich-Hoogendam, Hamaker en Klein Breteler, in bijzijn van de griffier mr. Van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2000.