rolnummer 2200288199
parketnumrner 1003001099
datum uitspraak 1 maart 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 14 oktober 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
hij in de periode van 13 juli 1998 tot en met 14 juli 1998 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederechtelijk van de vrijheid beroofd gehouden immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet:
-die [slachtoffer] naar een kamer van een woning, gelegen aan de [straatnaam] vervoerd en vervolgens die [slachtoffer] belet de kamer van voornoemde woning te verlaten door voornoemde [slachtoffer] op een stoel vast te binden en voornoemde [slachtoffer] een pistool althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en;
2.
Subsidiair,
Hij in de periode van 13 tot en met 14 juli 1998 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgeneomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
-die [slachtoffer] met een mes over diens neus te snijden en
-de voeten van voornoemde [slachtoffer], in een teil met heet water te stoppen
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
2 subsidiair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft samen met anderen een man, met wie zij kennelijk een rekening hadden te vereffenen, meegenomen naar een kamer in een woning, alwaar deze man op een stoel is vastgebonden en met een pistool of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is bedreigd. Ook was de deur van de kamer waar het slachtoffer zich bevond afgesloten. Tijdens zijn verblijf in die woning is het slachtoffer door de verdachte en een mededader gemarteld: er is met een mes over de neus van het slachtoffer gesneden en de voeten van het slachtoffer zijn in een teil met heet water gezet. Pas na een gedwongen verblijf van ongeveer 24 uur in die -op de tweede verdieping gelegen- kamer, is het slachtoffer erin geslaagd via een raam te ontsnappen, waarbij hij nog ander letsel heeft opgelopen. Dit alles moet voor het slachtoffer een zeer schokkende en beangstigende ervaring zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien versterken dergelijke misdrijven de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden meermalen is veroordeeld voor het plegen van onder meer geweldsmisdrijven, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De door de advocaat-generaal gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden. Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof is derhalve van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Borgesius, Welbedacht en Van der Klooster, in bijzijn van de griffier mr. Bakker-Otjens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 maart 2000.