ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9901

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1005002698
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Sandick
  • M. Stoker-Klein
  • H. Scholten-Hinloopen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag en opzettelijke vrijheidsberoving met uitsluiting van bekennende verklaring als bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 juli 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van doodslag en opzettelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in Marokko en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'De Schie' te Rotterdam, werd beschuldigd van het doden van een persoon genaamd [slachtoffer] op 19 november 1997 te Rotterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van geweld aan het slachtoffer, dat resulteerde in diens overlijden door verwondingen en verdrinking. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij samen met anderen het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid had beroofd.

Tijdens de rechtszittingen werd door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat een bekennende verklaring, afgelegd bij de politie op 6 juli 1998, niet als bewijs mocht worden gebruikt, omdat deze niet in vrijheid zou zijn afgelegd. Het hof heeft deze verklaring niet als bewijsmiddel gebruikt, maar oordeelde dat er voldoende andere bewijsstukken waren om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en doodslag, waarbij het gebruik van geweld tegen het slachtoffer als bijzonder ernstig werd aangemerkt.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van negen jaar geëist. Het hof heeft uiteindelijk de gevangenisstraf van zes jaar bevestigd, met inachtneming van de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde zwaar laten meewegen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

rolnummer 2200003899
parketnummer 1005002698
datum uitspraak 17 juli 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ‘s-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 18 december 1998 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [plaats] (Marokko) op [...] 1977,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "De Schie" te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 28 mei 1999, 5 juli 1999, 1 oktober 1999, 26 november 1999, 10 maart 2000, 12 mei 2000 en 3 juli 2000.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft began op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
1.
hij op of omstreeks 19 november 1997 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk met kracht die meermalen geschopt en/ og getrapt en/ of geslagen en/ of gestompt en die [slachtoffer] vervolgens in het water van de Bergsingel gegooid zodat [slachtoffer] tengevolge van de door hem opgelopen verwonding(en) of verdrinking is overleden;
2.
hij op 19 november 1997 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer] belet een woning aan de [adres] te verlaten;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Bewijsverweer
Ter zitting van dit hof in hoger beroep van 3 juli 2000 heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie afgelegd op 6 juli 1998 (verklaring V 2/4 dossier), moet worden uitgesloten van het bewijs, nu niet gezegd kan worden dat deze verklaring in vrijheid is afgelegd.
Wat hier ook van zij, het hof zal deze bekennende verklaring niet als bewijsmiddel gebruiken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 subsidiair. Medeplegen van doodslag.
2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en doodslag.
De verdachte heeft samen met anderen systematisch geweld toegepast op het slachtoffer. Het slachtoffer, beschuldigd van diefstal, is door de verdachte en diens mededaders tegen zijn wil langdurig vastgehouden en er is door middel van grof geweld gepoogd het slachtoffer de diefstal te laten bekennen. Hierbij is nietsontziend tewerk gegaan en toen het slachtoffer uiteindelijk ten gevolge van het op hem toegepaste geweld geen tekenen van leven meer gaf, hebben de verdachte en zijn mededaders niet geschuwd zich van het lichaam te ontdoen door het slachtofer in het water te gooien. Door met anderen aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor andermans leven, Door dit handelen is de rechtsorde in ernstige mate geschokt. Het opzettelijk nemen van het leven van een ander is de meest vergaande inbreuk op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Het hof rekent de verdachte het bewezenverklaarde, gelet op het voorgaande, zwaar aan en is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Daarbij heeft het hof de ten tijde van de feiten jeugdige leeftijd van de verdachte meegewogen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Van Sandick, Stoker-Klein en Scholten-Hinloopen,
in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juli 2000.