ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9933

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11-005068-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Savornin Lohman
  • O. Oosterhof
  • A. van Emde Boas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag, mishandeling, diefstal en opzetheling met ernstige gevolgen voor de slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 maart 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het medeplegen van doodslag, mishandeling, diefstal en opzetheling. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, was betrokken bij een gewelddadige confrontatie op 25 februari 1999 in Dordrecht, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door zijn mededader met een mes werd gestoken en later overleed. De verdachte had samen met zijn mededader het slachtoffer naar een afgesproken locatie gelokt onder valse voorwendsels, met de intentie om hem te straffen voor een eerdere aangifte bij de politie. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer geslagen, terwijl zijn mededader hem met een mes verwondde.

Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn in het hoger beroep, verworpen. Het hof oordeelde dat de wijze waarop het hoger beroep was ingesteld geen invloed had op de verdediging van de verdachte. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, maar het hof heeft deze straf verlaagd tot zes jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade, werd gedeeltelijk toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die het gevolg was van de bewezenverklaarde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van f 6.500,- aan de benadeelde partij, alsook f 250,- voor andere geleden schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, omdat deze niet van eenvoudige aard was en enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven en de impact daarvan op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

rolnummer 2200150199
parketnummers 1100506899, 1108013499 en 1108036099
datum uitspraak 1 maart 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 17 juni 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [plaats] op [...] 1968,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën zijn gevoegd in dit arrest.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep bepleit, omdat niet de in de aanhef van de akte hoger beroep genoemde officier van justitie mr Buizer, maar de officier van justitie mr Breman-Nagtegaal de akte heeft ondertekend.
Het hof verwerpt dit verweer.
Er kan geen misverstand zijn omtrent de vraag of het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak. Het is daarbij niet van belang door welke officier van justitie dat hoger beroep is ingesteld en de desbetreffende akte is ondertekend. Er is derhalve ook geen belang van verdachte geschaad door de wijze waarop het hoger beroep door het openbaar ministerie is ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
1.
hij op 25 februari 1999 te Dordrecht tezamen en in vereniging een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft zijn mededader die [slachtoffer] meermalen, met een mes, in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 26 februari is overleden;
2.
hij op 25 februari 1999 te Dordrecht tezamen en in vereniging een ander opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon te weten [slachtoffer] heeft mishandeld immers heeft verdachte deze [slachtoffer] met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg meermalen, (met een vuist) tegen het hoofd geslagen waardoor deze [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 25 februari 1999 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeigening heeft weggenomen een bos sleutels en een telefoon toebehorende aan [slachtoffer] een ander of anderen dan verdachte;
4.
Subsidiair
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 1999 tot en met 21 februari 1999 te Dordrecht een bromscooter heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die bromscooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
5.
hij op of omstreeks 16 augustus 1998 te Dordrecht opzettelijk mishandeld een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen althans eenmaal (in het gezicht) heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Vervolg uitspraak
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte kwaad op het latere slachtoffer [slachtoffer] was omdat deze verdachte bij de politie had aangegeven in verband met diefstal van een scooter. Teneinde [slachtoffer] te grazen te kunnen nemen - verdachte liet zijn mededader weten dat [slachtoffer] "moet bloeien" - heeft verdachte zijn mededader het slachtoffer onder valse voorwendsels naar een bepaalde plaats laten lokken. Verdachte en zijn mededader hebben zich beiden voorzien van een mes en zijn, "opgefokt " door drank -en drugsgebruik naar die plaats gegaan. Onderweg hebben zij hun messen geruild, zodat zijn mededader over het scherpe mes beschikte. Aldaar hebben
verdachte en zijn mededader zich in afwachting van de komst van [slachtoffer] apart opgesteld. Nadat [slachtoffer] was komen aanrijden is verdachtes mededader naast [slachtoffer] in de auto gaan zitten om te doen of hij drugs wilde kopen. Even later verscheen verdachte bij het portier aan de bestuurderszijde van die auto en begon [slachtoffer] te slaan. Tijdens dat door verdachte uitgeoefende geweld heeft verdachtes mededader het slachtoffer meermalen gestoken. Onder deze omstandigheden heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof willens en wetens blootgesteld aan deaanmerkelijke kans dat het voorgenomen geweld tegen [slachtoffer] zou ontaarden in gebruik van een of meer messen, met alle consequenties van dien. Immers er waren welbewust messen meeqenomen en niet was afgesproken dat die messen niet gebruikt zouden worden. Aldus had verdachte in voorwaardelijke zin het opzet [slachtoffer] te doden en is verdachte strafrechtelijk aansprakelijk voor de dodelijke steken die door zijn mededader zijn toegebracht.
strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van doodslag.
2. Medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachte rade.
3. Diefstal.
4 subsidiair: Opzetheling.
5. Mishandeling.
strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1,2,3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissingen omtrent de betaling van de schade geleden door de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar en met beslissingen omtrent de betaling van de schade geleden door de benadeelde partijen, te weten [benadeelde partij] niet ontvankelijk verklaring, [benadeelde partij] afwijzing van de vordering en [benadeelde partij] stoewijzing van de vordering, alsmede ter keuze van verdachte betaling aan de staat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk van het leven beroofd. Het slachtoffer is door zijn mededader met een mes gestoken, nadat verdachte en zijn mededader, beiden met een mes gewapend, naar de plaats waren gegaan waar het slachtoffer op initiatief van de verdachte naar toe was gelokt om te worden bestraft voor een door dat slachtoffer bij de politie gedane aangifte ter zake van een door verdachte begaan strafbaar feit. Verdachte en zijn mededader hebben zich aldus schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig misdrijf, waarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn en waardoor onherstelbaar leed aan de nabestaanden van het slachtoffer is toegebracht.
Daarnaast veroorzaakt een dergelijk schokkend feit, op de openbare weg gepleegd, gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof houdt anderzijds rekening met het feit dat de messteken die het slachtoffer zijn toegediend, waardoor deze later overleed, niet door verdachte, maar door zijn mededader zijn toegebracht.
Verdachte heeft zich bovendien nog schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] met voorbedachte rade en heeft hij [slachtoffer] na de gebeurtenissen bestolen. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en heling.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Overige vorderingen tot schadevergoeding
[benadeelde partij] wonende te Dordrecht, heeft zich bij monde van haar raadsvrouwe als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend ter terechtzitting in hoger beroep verminderd tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 660,-, zijnde de schade door de diefstal van het telefoonapparaat.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De benadeelde partij heeft naar het oordeel van het hof tot een door het hof naar redelijkheid en billijkheid bepaald bedrag van f 250,-- schade geleden.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen. Het meer gevorderde dient echter te worden afgewezen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tevens heeft zich [benadeelde partij] wonende te Dordrecht, als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 6.500,-, zijnde de schade wegens de kosten verbandhoudende met de begrafenis.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
Aannemelijk is dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 287, 300, 301, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAAR.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de staat van f 6.500,-- (zesduizendvijfhonderd gulden) ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 dagen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 6.500,- (zesduizendvijfhonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 250,- (tweehonderdvijftig gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Wijst af het meer gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die voornoemde benadeelde partijen hebben gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat deze zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de staat van voormeld bedrag van f 6.500,-- ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde partij] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van f 6.500,-- doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag doet vervallen en verstaat dat voormelde betalingsverplichtingen aan of ten behoeve van [benadeelde partij] vervallen, voorzover en indien de mededader enig bedrag aan of ten behoeve van [benadeelde partij] stilt betaalt of heeft betaald.
Dit arrest is gewezen door mrs De Savornin Lohman, Oosterhof en Van Emde Boas, in bijzijn van de griffier Van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 maart 2000.