rolnummer 200183499
parketnummer 0975711099
datum uitspraak 26 januari 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige strafkamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te s-Gravenhage van 27 juli 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in het [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zoetermeer" te Zoetermeer.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg
en op de terechtziting in hoger beroep van 12 januari 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Verzoek om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek
De raadsman heeft verzocht om een nieuw onderzoek naar het tijdstip van overlijden van het slachtoffer.
De gemeentelijke lijkschouwer O.S. van Hees heeft hierover verklaard (pag. 171) dat, indien de bevindingen van lijkstijfheid en die met betrekking tot het aangetroffen bloed worden gecombineerd, een beeld ontstaat, waaruit met grote mate van waarschijnlijkheid blijkt, dat 12 à 15 uur voor het tijdstip van de schouw (05.00 uur wintertijd) het letsel is toegebracht en dat de dood pas tussen 00.00 en 01.30 uur is ingetreden.
Volgens de raadsman had de lijkschouwer bij deze schatting geen wetenschap van het door drs Zweipfennig gerapporteerde alcoholpercentage van 0,11 mg alcohol per mI urine en is, gelet op dit alcoholpercentage, niet uitgesloten dat het tijdstip van overlijden later dan 01.30 uur heeft gelegen en dat de verdachte het slachtoffer nog net voor het overlijden heeft gezien, wat dan kan verklaren dat de verdachte heeft gezien dat de linkerhand van het slachtoffer, anders dan toen de politie haar aantrof, naast haar gezicht lag.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De verdachte heeft verklaard dat hij, na bij thuiskomst op 28 maart 1999 rond 03.45 uur het slachtoffer te hebben zien liggen, direct de politie heeft gebeld en dat deze vervolgens 2 à 3 minuten later ter plaatse verscheen. Uit het door de hoofdagent R.A. van der Klugt opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (PL 1521/1999/6535 -72, pag. 41) blijkt dat de politie op 28 maart 1999 omstreeks 03.50 uur, enkele minuten na de melding, is gearriveerd en dat het slachtoffer toen voorover in een plas geronnen bloed lag, met beide armen naar beneden, de handen ter hoogte van de heupen, en koud aanvoelde. Dat het slachtoffer enkele minuten daarvoor, bij verdachtes thuiskomst omstreeks 03.45 uur, nog zou hebben geleefd, is gelet hierop en op de bevindingen van de lijkschouwer volstrekt onaannemelijk. Een nader onderzoek naar het tijdstip van overlijden komt dan ook niet noodzakelijk voor, reden waarom het verzoek wordt afgewezen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdathet hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hij op of omstreeks 27 maart 1999 te ’s-Gravenhage opzettelijk [[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meerdere malen genoemde [slachtoffer] met een hard en/of scherp voorwerp op het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Onrechtmatig verkregen bewijs
Het door de raadsman gevoerde verweer dat de bevindingen die zijn neergelegd in het procesverbaal d.d. 29 maart 1999, opgemaakt door de verbalisanten Nieuwenhuizen en Bloem, onrechtmatig zijn verkregen, aangezien deze zijn verkregen zonder dat verdachte de cautie is gegeven, behoeft geen bespreking omdat genoemd proces-verbaal niet voor het bewijs is gebezigd.
Ook na de bijstelling door de verdachte van zijn aanvankelijk opgegeven alibi, wegens gebleken onjuistheid ervan, resteren dermate ernstig belastende feiten en omstandigheden ten nadele van hem - met name de (op grond van de verklaring van [getuige] als vaststaand aan te nemen) aanwezigheid van de verdachte bij de echtelijke woning in de avond van 27 maart 1999, de verklaring van de verdachte over de positie waarin hij het slachtoffer heeft aangetroffen en de onjuistheid van verdachtes verklaringen over het benzinetanken en de aankoop van sigaretten waarvoor ook ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven of gebleken, dat het hof, mede in aanmerking nemende het overige bewijs, wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De mogelijkheid, dat een ander dan de verdachte het slachtoffer heeft gedood, wordt als volstrekt onaannemelijk terzijde gesteld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis zal worden vernietigd, bewezen zal worden verklaard hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder hetvolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Hij heeft zijn gehandicapte vrouw op een gruwelijke wijze om het leven gebracht door met een hard en/of scherp voorwerp haar schedel in te slaan.
Dit feit heeft grote onrust veroorzaakt in de samenleving en de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Verdachtes handelen na het plegen van het feit getuigt van grote onaangedaanheid en een gebrek aan compassie met het slachtoffer. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Voor de door hem gepleegde doodslag wordt verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van voorarrest. Deze straf is passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Welbedacht, Van der Klooster en Verwayen, in bijzijn van de griffier Neijs.
Uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 januari 2000.