ECLI:NL:GHSGR:2000:AE0098

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10-060037-98
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Welbedacht
  • Van der Klooster
  • Verwayen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 januari 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor poging tot moord, het voorhanden hebben van een pistool-mitrailleur en opzettelijk brand stichten. De verdachte had op 24 juni 1998 in Rotterdam geprobeerd een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven door met een automatisch vuurwapen op hem te schieten. Dit gebeurde vanuit een gestolen auto, waarbij de verdachte op korte afstand van het slachtoffer kogels afvuurde. Het slachtoffer raakte weliswaar gewond, maar overleefde de aanslag. De verdachte had geen persoonlijke relatie met het slachtoffer, wat de ernst van het feit vergrootte. Na de aanslag stak de verdachte de vluchtauto in brand, kennelijk om sporen te wissen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat het vonnis van de rechtbank niet in stand kon blijven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De straf was hoger dan de eerdere veroordeling van acht jaar, die de rechtbank had opgelegd. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 45, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, evenals de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

rolnummer 2200255699
parketnummer 1006003798
datum uitspraak 26 januari 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige strafkamer
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsreeilhtbank te Rotterdam van 2 september 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Almere Binnen" te Almere.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtziting in hoger beroep van 12 januari 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging en de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
1.
hij op 24 juni 1998 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een automatisch vuurwapen kogels in de richting van die [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 juni 1998 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 en 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool-mitrailleur, van het merk Arma Ero, model mini-Ero en voor dat wapen geschikte munitie kaliber 9 mm Parabellum voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 24 juni 1998 te Rotterdam opzettelijk band heeft gesticht aan/in een auto, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine in/over die auto doen terechtkomen en vervolgens de benzine met open vuur in aanraking gebracht ten gevolge waarvan brand is ontstaan en die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een op korte afstand van die brandende auto staand hekwerk en gebouwen te duchten was.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
poging tot moord;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wàpens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie 11;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
3.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis zal worden vernietigd, bewezen zal worden verklaard hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord. Hij heeft volgens een tevoren beraamd plan het beoogd slachtoffer opgewacht bij diens woning. Vanuit een gestolen auto heeft hij daarna op korte afstand met een automatisch pistool kogels op hem afgevuurd. Dit feit voltrok zich op klaarlichte dag in een Rotterdamse woonwijk. Het slachtoffer, hoewel op een vitale plaats getroffen, is niet komen te overlijden. Verdachte had geen persoonlijke relatie met het slachtoffer. Een dergelijke koelbloedige poging tot moord is een buitengemeen ernstig strafbaar feit, ook wanneer het motief gelegen zou zijn in een criminele afrekening. Verdachte heeft kort na de aanslag de vluchtauto, die gestolen bleek te zijn, in vlam gezet, kennelijk om sporen te wissen. Het gebruikte automatische pistool, waarvan het voorhanden hebben op zich al een ernstig feit is, werd in de auto achtergelaten.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf. Het hof houdt bij het bepalen van de duur ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij eerder ter zake van het medeplegen van een poging tot doodslag is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 1/2 jaar.
Dit alles brengt het hof tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaar het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
NEGEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Welbedacht, Van der Klooster en Verwayen, in bijzijn van de griffier Neijs.
Uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 januari 2000.