Uitspraak : 10 januari 2001
Rek.nummer: 850-D-99
Rek.nr rb.: 98-8508
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats man] in de Verenigde Staten van Amerika,
verzoeker, tevens incidenteel verweer-der, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.C. Grootveld
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verweerder, tevens incidenteel verzoe-ker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. W. Taekema.
Bij beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 28 juli 1999 is tussen de man en de vrouw, met elkaar gehuwd op 14 augustus 1992, onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke is ingeschreven op 12 november 1999.
Bij opvolgende beschikking van de rechtbank d.d. 20 oktober 1999 is een omgangsregeling bepaald tussen de man en de min-derjarigen [naam kind1], geboren op 27 oktober 1993, en [naam kind2], geboren op 13 juni 1996, inhoudende dat de man de kinde-ren eenmaal per twee maanden in Nederland een vijftal dagen bij zich mag hebben. Voorts is de huwelijks-goederenge-meenschap tussen de partijen verdeeld.
De man is van deze beschikking op 17 december 1999 in hoger beroep geko-men en heeft ver-zocht deze te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover moge-lijk uitvoerbaar bij voorraad, primair te bepalen dat hij de kinderen bij zich mag hebben één keer in de twee maan-den gedurende vijf dagen in Nederland (zoveel mogelijk aan-sluitend aan de schoolvakanties) alsmede gedurende een aan-eengesloten periode van vier weken gedurende schoolvakanties van de kinde-ren in de Verenigde Staten, alsmede een paar uurtjes en enkele keren per jaar wanneer de man om zakelij-ke redenen in Neder-land zal moeten zijn, met de bepaling dat de vrouw één keer per maand schrif-telijk bericht over de (school-)ontwikkelingen van de kinderen en een aantal foto's toestuurt alsmede een werk van de kinde-ren en tweemaal per week telefo-nisch contact tussen de man en de kinderen mogelijk maakt. Subsidiair heeft hij verzocht de raad voor de kinderbe-scher-ming om advies te vragen omtrent een mogelijke omgangsre-geling en verbetering van de communicatie tussen de ouders met het verzoek een rapportage uit te bren-gen. Voorts heeft de man verzocht op-nieuw de verdeling van de huwelijksgoederengemeen-schap vast te stellen met inachtneming van de door hem gefor-muleerde grieven over de verkoop- en verzekeringskosten van de woning, de inboedel, de sieraden, de polis van levensverzeke-ring en de koers, conform de door hem gemaakte vermogensop-stelling.
De vrouw heeft een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend, waarin zij heeft verzocht de bestreden be-schikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de raad voor de kinderbe-scherming om advies te vragen omtrent de omgangsregeling en de verbetering van de communicatie tussen de ouders, te bepalen dat de omgangsregeling als door de rechtbank vastgesteld, slechts een voorlopige omgangsregeling zal zijn totdat de raad terzake zal hebben geadviseerd en te bepalen dat de voorlopige omgang om de andere keer in een vakantieperiode c.q. schoolpe-riode valt, waarbij de man de kinderen alsdan ook naar school dient te brengen, met afwijzing van het door de man meer of anders verzochte. Voorts heeft zij verzocht de verdeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen zoals door haar aangegeven in het appelschrift, met bepaling van het bedrag dat de man aan de vrouw terzake overbedeling dient te voldoen. Tevens heeft zij verzocht te bepalen dat de achter-stallige alimentatie over de periode 1 oktober 1997 tot en met 12 november 1999, ad f 92.762,- ten laste van de American Express-rekening dient te worden overgemaakt op girorekening [nummer rekening] ten name van [naam vrouw].
De man heeft in het incidentele hoger beroep een verweer-schrift inge-diend waarin hij heeft verzocht de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
Bij het hof zijn ingekomen op 1 mei 2000 een brief van de advocaat van de man met producties en op 2 mei 2000 een faxbrief van de advocaat van de vrouw met producties.
Op 3 mei 2000 is de zaak mondeling behandeld. Aldaar zijn de man en de vrouw verschenen, beiden vergezeld van hun advocaten.
Nadien zijn nog bij het hof ingekomen (fax)brieven van de advocaat van de vrouw op 26 en 31 mei 2000 en faxbrieven van de advocaat van de man op 30 mei en 7 november 2000, deze laatste brief mede namens de advocaat van de vrouw.
BEOORDELING VAN DE ZAAK IN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
1. In geschil is allereerst de omgangsregeling. De partijen zijn het er over eens dat omgang tussen de man en zijn kinderen in hun belang is. De vrouw heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de man de kinderen gedurende vijf dagen per twee maanden in Nederland bij zich te hebben. Dit verzoek kan dus worden toegewezen. Nu gebleken is dat de communicatie tussen de partijen uiterst moeizaam verloopt, acht het hof het in het belang van alle betrokkenen wenselijk dat zoveel mogelijk duidelijkheid tussen de partijen omtrent deze dagen bestaat. Het hof acht het redelijk als het eerste weekeinde van de tweemaandelijkse periode deel uit maakt van die vijf dagen, tenzij in die periode een schoolvakantie van twee weken valt. In dat geval is het redelijk dat die vijf dagen geheel in die schoolvakantie vallen. Mocht dit uitgangspunt wegens het werk van de man of om andere dringende redenen in een enkel geval niet nageleefd kunnen worden dan wordt van degene bij wie die reden opkomt verwacht dat deze tijdig met de andere partij in overleg treedt om alternatieve dagen af te spreken.
2. De vrouw verzet zich tegen verblijf van de kinderen in de schoolvakantie bij de man in Amerika. Zij wenst met name niet dat de kinderen dan door de huidige partner van de man verzorgd worden, aangezien de man overdag aan het werk is. Daarnaast is zij bang dat de man de kinderen bij zich zal houden nu partijen gezamenlijk het gezag over de kinderen hebben. Het hof is van oordeel dat de vrouw, gelet op de gemotiveerde ontkenning van de man, niet aannemelijk heeft gemaakt dat samenzijn van de kinderen met die partner schadelijk voor de kinderen is. Evenmin is gebleken van aanwijzingen dat de man de kinderen blijvend bij zich zou willen houden. De man heeft dit ter zitting uitdrukkelijk ontkend. Het hof acht het op zichzelf in het belang van de kinderen dat zij ook in de normale woonsituatie van de man en gedurende een wat langere periode dan de hiervoor genoemde vijf dagen contact met hem hebben. Gelet echter vooral op de nog jonge leeftijd van met name het jongste kind in samenhang met het feit dat de kinderen aldaar in een hen inmiddels niet meer zo vertrouwde omgeving zullen verkeren en zeer ver verwijderd van hun normale verblijfplaats, acht het hof een verblijf in de zomervakantie van 2001 in Amerika niet in hun belang. Het hof overweegt reeds nu dat bij ongewijzigde omstandigheden een vakantie in de zomer van 2002 van beide kinderen bij hun vader voor de duur van twee weken wel in hun belang is, mits de vader dan zelf ook vakantie heeft en daardoor in staat is de kinderen alle aandacht te schenken die zij behoeven. Voor het geval dat de man er voor kiest om in de zomer van 2001 in Nederland vakantie door te brengen en wenst dat de kinderen dan bij hem verblijven, merkt het hof nu reeds op geen beletselen te zien in een verblijf van de kinderen van maximaal twee weken bij hem, afgezien van de hiervoor reeds genoemde periode van vijf dagen per twee maanden. Daarnaast acht het hof het redelijk en in het belang van de kinderen dat zij hun vader zien gedurende enkele keren per jaar wanneer de man om zakelijke redenen in Nederland is. Van de man mag verwacht worden dat hij dergelijke bezoeken tijdig aan de vrouw meldt en dat partijen over en weer enige soepelheid betrachten. Omtrent telefonisch contact tussen de man en zijn kinderen hebben partijen ter zitting afgesproken dat de man eenmaal per week op zondagavond om 19.00 uur Nederlandse tijd de kinderen zal kunnen opbellen. Ter zitting zijn de partijen overeengekomen dat de man voldoende informatie over de ontwikkeling van de kinderen kan krijgen tijdens de wekelijkse telefonische contacten, zodat aan het opleggen van een verplichting tot het verstrekken van informatie door de vrouw geen behoefte meer bestaat. Het hof ziet geen reden genoemde regeling slechts voorlopig te bepalen. De noodzaak van onderzoek door de raad voor de kinderbescherming is niet gebleken.
3. In geschil is tevens de verdeling van de inmiddels op 12 november 1999 ontbonden huwelijks-goederengemeenschap. Ter zitting op 3 mei j.l. hebben partijen onder leiding van het hof uitvoerig gediscussieerd over de wijze waarop de zaken verdeeld moeten worden, waarbij ook van de zijde van het hof suggesties zijn gedaan. Partijen hebben op onderdelen overeenstemming bereikt, doch met name de vraag of vermogensbestanddelen die in dollars luiden van dollars omgerekend moesten worden naar guldens en welke koers voor de dollar moest worden gehanteerd hield partijen verdeeld. De partijen hebben uiteindelijk het hof verzocht de verdeling vast te stellen. Waar mogelijk is op de onderdelen waar partijen het wel over eens zijn geworden zoveel mogelijk die overeenstemming tot uitgangspunt genomen. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat 1 september 1998 als peildatum voor zowel de omvang van de gemeenschap als voor de waardering zal gelden, nu de man heeft toegezegd om de bij de beschikking voorlopige voorzieningen van 4 november 1998 bepaalde alimentatie ook over de maand september 1998 te betalen. In de bestreden beschikking is van dezelfde peildatum voor omvang en waardering uitgegaan. Voor de omvang van de te verdelen gemeenschap gaat het hof uit van de opstelling die door de man onder punt 39 van zijn beroepschrift is gegeven, waartegen door de vrouw geen bezwaar is gemaakt. Partijen zijn het erover eens dat de zich in de Verenigde Staten bevindende activa en passiva aan de man toegedeeld dienen te worden en die in Nederland aan de vrouw. Het hof zal partijen in die opvatting volgen.
4. Nu partijen tijdens hun huwelijk de meeste tijd, vanaf december 1994, in de Verenigde Staten hebben gewoond acht het hof het redelijk dat hun bezittingen die zich daar bevinden en die in dollars zijn gewaardeerd in dollars worden betaald. Het hof gaat hierbij naar analogie uit van het adagium guIden is gulden. In Nederlandse valuta luidende activa en passiva worden in guldens verrekend. Koersverschillen kunnen bij dit uitgangspunt geen rol spelen.
5. Met betrekking tot de waardering van de verschillende bestanddelen overweegt het hof het volgende.
Gebruikelijk uitgangspunt is dat de echtelijke woning tegen de vrije verkoopwaarde in de verdeling betrokken wordt. De partijen zijn het er over eens dat de vrije verkoopwaarde van de echtelijke woning in [woonplaats man] $ 173.532,- bedraagt. De man wenst daarop $ 12.517,- wegens verkoop- en verzekeringskosten in mindering te brengen, die bij verkoop voor rekening van de verkoper komen. Het betreft hier een percentage van de verkoopprijs. De vrouw heeft dit standpunt gemotiveerd betwist. Het hof is allereerst van oordeel dat deze kosten de waarde van de woning niet anders maken. Bovendien heeft de man, die de woning bewoont en aan hem toegedeeld wenst te zien, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij de woning op korte termijn gaat verkopen en dan ook dit bedrag verschuldigd zal zijn. De stelling van de man, dat de Amerikaanse situatie afwijkt van de Nederlandse gaat voorts niet geheel op, omdat bij inschakeling van een makelaar door de verkoper in Nederland eveneens makelaarskosten door de verkoper moeten worden betaald zonder dat dit op de waarde van de woning in mindering wordt gebracht. Er is daarom geen reden van het hiervoor vermelde uitgangspunt af te wijken. De woning dient voor de vrije verkoopwaarde in de verdeling betrokken te worden. Een waardestijging van de woning waarvan de vrouw stelt, dat zij daarin moet meedelen en die door de man is betwist, komt na 1 september 1998 aan de man toe, gelet op de afgesproken datum voor de waardering. Rente over de overwaarde van de woning vanaf die datum tot de verdeling acht het hof verdisconteerd in de hierna toe te kennen rente over het door de man in dollars te betalen bedrag terzake van de overbedeling verminderd met de helft van het saldo van de American Expressrekening waarover door het hof hierna al een rente is berekend.
De partijen zijn ter zitting overeengekomen dat aan de inboedel in Amerika een waarde kan worden toegekend van $ 30.000,- zonder verrekening van de inboedelbestanddelen die de vrouw inmiddels heeft ontvangen. De man neemt de opslag- en verschepingskosten van dit deel van de inboedel voor zijn rekening. Het hof acht dat redelijk en zal conform beslissen.
De partijen zijn ter zitting overeengekomen dat aan ieder de horloges en sieraden worden toebedeeld, die elk reeds onder zich heeft, een en ander zonder verrekening.
De saldi op de Nederlandse bankrekeningen
De partijen zijn het er over eens dat het totale saldo van de Nederlandse bankrekeningen, dat aan de vrouw wordt toebedeeld, f 64.034,- bedraagt.
De door de vrouw opgenomen gelden
De vrouw heeft niet weersproken dat zij na 1 september 1998 $ 5.566,34 heeft opgenomen alsmede $ 7.500,-, derhalve tezamen $ 13.066,-. Rekening houdend met de opname die de man ten laste van de American Express rekening heeft gedaan van $ 10.500,-, heeft de vrouw dus $ 2.566,- meer dan de man opgenomen. De helft van laatstgenoemd bedrag dient de vrouw dan ook aan de man te vergoeden.
De polis van levensverzekering bij IDS en de spaarregeling bij Aegon
Uit productie 15, die de man bij zijn verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek in eerste aanleg heeft overgelegd, blijkt dat de contante waarde van die polis per 1 september 1998 $ 1.274,- bedraagt. Voor dit bedrag dient die polis in de verdeling betrokken te worden.
Uit de brief van 28 februari 2000 van Spaarbeleg, die als producties zit bij de faxbrief van de advocaat van de vrouw van 2 mei 2000 blijkt dat het spaartegoed per 1 september 1998
f 7.181,- bedroeg. Dit bedrag dient dus in de verdeling betrokken te worden.
Het saldo van de American Express rekening
De man heeft in hoger beroep aangevoerd dat het saldo van deze aandelenrekening per 1 september 1998 $ 112.255,- bedroeg. De vrouw stelt dat het saldo toen $ 125.188,- bedroeg. Geen der partijen heeft de eigen stelling met een bewijsstuk onderbouwd. Uit productie 13 van de man bij zijn verweerschrift in eerste aanleg blijkt dat het saldo op 14 oktober 1998 het door de vrouw genoemde bedrag bedroeg. Nu in confesso is dat de man medio september 1998 $ 10.500,-heeft opgenomen, gaat het hof er van uit dat het saldo op 1 september 1998 $ 114.688,- bedroeg. Nu de partijen ter zitting zijn overeengekomen dat die datum als peildatum ook voor de waarde van de vermogensbestanddelen zal gelden, dient laatstgenoemd saldo in de verdeling betrokken te worden. De vrouw stelt dat zij ook dient mee te delen in de waardevermeerdering die ontstaan is na de peildatum alsmede dat rente vergoed moet worden over het saldo nadat de aandelen verkocht zijn.
Nu de partijen ter zitting zonder voorbehoud hebben afgesproken dat als peildatum voor zowel de omvang van de gemeenschap als voor de waardering 1 september zal gelden, behoort waardestijging of -vermindering, als hoedanig het hof een koersstijging c.q een koersdaling aanmerkt, daarna ten gunste c.q. ten laste te komen van degene aan wie het saldo wordt toebedeeld. Wel dient vanaf voornoemde datum tot de verdeling rente over het saldo te worden vergoed, die het hof afzonderlijk toekent.
De man heeft een rentepercentage van 5% genoemd, hetgeen de vrouw niet heeft bestreden, zodat het hof dit zal hanteren.
401 K Fund en aandelen Origin
De man heeft gesteld dat het 401K Fund niet op eenvoudige wijze te splitsen is en heeft na aftrek van de latente belastingclaim voor dit fonds een waarde van $ 8.234,- in zijn vermogensopstelling opgenomen. De vrouw heeft een en ander niet gemotiveerd betwist. Het hof neemt dit bedrag daarom over. Voor de waarde van de aandelen Origin zijn partijen in eerste aanleg een bedrag van ƒ 10.000,- overeengekomen.
6. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de achterstallige alimentatie over de periode 1 september 1998 tot en met 12 november 1999 ad f 92.762,- (het hof beschouwt de ingangsdatum van 1 oktober 1997 in het petitum gelet op de berekening onder punt 32 als een kennelijke vergissing) ten laste van de American Express-rekening dient te worden overgemaakt op haar girorekening. In een bijlage bij haar faxbrief van 2 mei 2000 van de advocaat van de vrouw begroot deze de alimentatie over de periode van 1 september 1998 tot 12 november 1999 op f 114.762,-, waarop volgens haar door de man inmiddels
f 98.767,- is betaald, zodat deze over genoemde periode nog f 15.995,-- verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de man in verzuim was. De man heeft deze gegevens ter zitting niet weersproken zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Het verzoek van de vrouw, zoals aangepast, kan derhalve worden toegewezen.
7. Het bovenstaande brengt mee dat de man terzake van de verdeling in dollars aan de vrouw dient te betalen $ 111.105,50, verminderd met $ 1283,- en de helft van de aan de man toe te delen belastingschuld ad $ 7.876,-, is per saldo $ 105.854,50 alsmede in dollars 5% rente over de helft van het saldo van de aandelenrekening American Express ad $ 114.688,- te berekenen vanaf 1 september 1998 tot heden. Over het verschil tussen $ 105.854,50 verminderd met de helft ad $ 79.471,- van de aandelenrekening, zijnde $ 26.383,50 is de man een redelijke rente verschuldigd van 5% te rekening vanaf de peildatum voor de waardevaststelling, 1 september 1998, tot heden.
8. De vrouw dient in guldens aan de man te betalen ƒ 35.607,50 verminderd met de helft van de waarde van de aandelen Origin ad ƒ 5.000,- is ƒ 30.607,50, vermeerderd met een redelijke rente ad 5% te berekenen vanaf 1 september 1988 tot heden. De bestreden beschikking dient te worden ver-nie-tigd.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw be-schik-ken-de:
bepaalt dat de man de kinderen gedurende vijf dagen per twee maanden in Nederland bij zich mag hebben met inachtneming van hetgeen in r.o. 1 dienaangaande is overwogen, alsmede gedurende een enkele periode per jaar gedurende een paar uren als de man voor zakelijke doeleinden in Nederland is, gedurende twee weken in de zomervakantie van 2001 als de man deze twee weken in Nederland doorbrengt en tevens in 2002 gedurende een aaneengesloten periode van twee weken in de zomervakantie bij de man in Amerika mits de man die periode zelf vakantie heeft en, indien die vakantie goed verlopen is, in de daaraan volgende zomervakanties een aaneengesloten periode van drie weken;
bepaalt dat er een maal per week telefonisch contact tussen de man en de kinderen zal zijn, in die zin dat de man de kinderen op zondag om 19.00 uur Nederlandse tijd zal opbellen;
stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast::
Aan de vrouw worden de volgende bestanddelen toegescheiden:
de roerende zaken en de sieraden die zij thans onder zich heeft, zonder verrekening;
de saldi op de Nederlandse bankrekeningen van in totaal f 64.034,-;
de opgenomen gelden ad in totaal $ 13.066,34;
de Aegon polis van f 7.181,-;
Aan de man worden de volgende bestanddelen toegescheiden:
de echtelijke woning te [woonplaats man], tegen een waarde van $ 173.532,-;
de hypothecaire lening van $ 130.300,-;
de overige inboedel tegen een waarde van $ 30.000,-;
de horloges en overige sieraden die hij in zijn bezit heeft, zonder verrekening;
de auto’s: Ford Windstar ($ 10.890,-) en Jeep ($ 4.405) ;
de polis van de levensverzekering IDS tegen een waarde van $ 1.274,-;
de saldi op de bankrekeningen in de Verenigde Staten van in totaal $ 9.488,26 ;
de aandelen Origin tegen een waarde van f 10.000,-;
de belastingschuld over de bonus van $ 7.876,- ;
het saldo van de American Express rekening van $ 114.688,-;
de opname van de man ten laste van de American Express rekening van $ 10.500,-;
het saldo van het 401 K fund ad $ 8.234,-;
Het pensioen wordt verevend volgens de Wet Verevening Pensioenrechten.
veroordeelt de man aan de vrouw in dollars te betalen $ 105.854,50 alsmede een rente ad 5% over een bedrag van $ 79.471,- te berekenen vanaf 1 september 1998 tot heden en in dollars een rente ad vijf procent over een bedrag van $ 26.383,50 vanaf 1 september 1988 tot heden;
veroordeelt de vrouw aan de man in guldens te betalen ƒ 30.607,50 vermeerderd met een rente in guldens ad 5% daarover vanaf 1 september 1998 tot heden;
bepaalt dat het saldo van de achterstallige alimentatie over de periode 1 september 1998 tot 12 november 1999 ad per saldo f 15.995,- vermeerderd met de wettelijke rente over de achterstand vanaf het moment dat de man in verzuim is, ten laste van de American Express-rekening door de man dient te worden overgemaakt op girorekening 606821 ten name van [naam vrouw];
verklaart deze beschikking tot zover uit-voer-baar bij voor-raad;
compenseert de kosten van het geding, zowel in eerste instantie als in hoger beroep zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders verzocht is.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Hehemann, Fockema Andreae-Hartsuiker en De Bruijn-Lückers, bijge-staan door mr. Buiting als griffier, en uitgespro-ken ter open-ba-re te-rechtzit-ting van 10 januari 2000.
De griffier is niet in staat
deze beschikking te ondertekenen