ECLI:NL:GHSGR:2001:AA9962

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
786-R-00
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Pannekoek-Dubois
  • C. Zeven-Postma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en duurzame ontwrichting van het huwelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam, waarin de echtscheiding tussen de vrouw en de man is uitgesproken. De vrouw, verzoeker in hoger beroep, is van mening dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. Zij stelt dat de man, ondanks zijn samenwoning met een andere vrouw, haar dagelijks verzorgt en dat hun seksuele relatie in stand is gebleven. De vrouw betoogt dat de man de echtscheidingsprocedure is gestart om de vrouw uit Kameroen te helpen aan een verblijfsvergunning.

De man, verweerder in hoger beroep, stelt echter dat er wel degelijk sprake is van duurzame ontwrichting. Hij voert aan dat hij en de vrouw sinds juli 1998 niet meer samenwonen en dat hij een affectieve relatie heeft met de vrouw uit Kameroen. De man heeft verklaard dat hij zich verantwoordelijk voelt voor de vrouw vanwege haar fysieke handicap, maar dat hij inmiddels minder vaak bij haar komt en dat zij zelfstandiger is geworden.

Het hof oordeelt dat er geen uitzicht meer bestaat op herstel van de echtelijke verhoudingen. De man heeft duidelijk gemaakt dat hij niet van plan is om de samenwoning met de vrouw te hervatten. Gezien de omstandigheden, waaronder de langdurige scheiding en de affectieve relatie van de man met een andere vrouw, concludeert het hof dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk vaststaat. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

Uitspraak : 7 februari 2001
Rekestnummer : 786-R-00
Rekestnr. rechtbank : FA 99-4936
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.D. Touw,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 23 oktober 2000 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 23 augustus 2000.
Van de zijde van de man is bij het hof een faxbrief ingekomen gedateerd 2 januari 2001.
Op 3 januari 2001 is de zaak mondeling behandeld. De vrouw is, hoewel daartoe behoor-lijk opge-roepen, niet versche-nen. De man is in persoon verschenen, evenals de procureur van de vrouw.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De man en de vrouw zijn op 13 februari 1963 met elkaar gehuwd. Bij tussenbeschikking van de rechtbank te Rotterdam van 23 augustus 2000 is tussen hen, op verzoek van de man, onder meer de echtscheiding uitge-sproken.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de duurzame ontwrichting van het huwelijk.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de man in zijn verzoek tot echtscheiding niet ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek af te wijzen. Zij stelt dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. Zij voert hiertoe aan dat de man haar, ondanks zijn samenwoning met een andere vrouw, afkomstig uit Kameroen, dagelijks verzorgt en de hond uitlaat. De vrouw accepteert dat de man eveneens een relatie onderhoudt met deze vrouw, maar meent dat daaruit niet mag worden afgeleid dat het huwelijk van de partijen is ontwricht. De man brengt het grootste gedeelte van zijn vrije tijd, behoudens de nachtelijke uren, bij haar door. De sexuele relatie tussen de partijen is in stand is gebleven. Zij voert voorts aan dat de man de echtscheidingsprocedure is gestart om de vrouw uit Kameroen, die illegaal in Nederland verblijft, te helpen aan een geldige verblijfsvergunning en de Nederlandse nationaliteit.
3. De man heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij zijn verzoek tot echtscheiding en stelt dat er wel sprake is van duurzame ontwrichting. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de partijen al sinds eind juli 1998 niet meer samenwonen. De man bestrijdt dat er sprake is van een sexuele relatie tussen de partijen. Hij heeft wel een affectieve relatie met de vrouw uit Kameroen, met wie hij overigens - door de druk van buitenaf - op dit moment niet (meer) samenleeft. De man heeft verklaard dat hij zich vanwege de fysieke handicap van de vrouw verantwoordelijk voelde voor de vrouw en haar om die reden dagelijks verzorgde. Hij stelt dat hij thans nog slechts drie keer per dag naar de vrouw gaat, uitsluitend om de hond uit te laten. Nu hij meer afstand heeft genomen van de vrouw, is zij een stuk zelfstandiger geworden. Zij kan nu beter voor zichzelf zorgen en behoeft geen dagelijkse hulp meer van hem. Hij heeft ter zitting meerdere malen verklaard dat hij geenszins van plan is de samenwoning met de vrouw te hervatten.
4. Het hof is van oordeel dat er in deze geen uitzicht meer bestaat op herstel van echtelijke verhoudingen, nu de partijen al geruime tijd niet meer samenleven, de man inmiddels een affectieve relatie met een andere vrouw onderhoudt en de man persisteert bij zijn stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft bovendien ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard dat hij onder geen beding terug zal gaan naar de vrouw. Onder deze omstandigheden moet de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen de partijen als vaststaand worden aangenomen en dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zo-ver aan het oordeel van het hof onderwor-pen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Pannekoek-Dubois en Zeven-Postma, bijge-staan door mr. Philippa als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 7 februari 2001.