ECLI:NL:GHSGR:2001:AB1269
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Schuering
- A. Dusamos
- C. de Bruijn-Lückers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling en voorlopige toevertrouwing van een minderjarige
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de president van de rechtbank te 's-Gravenhage. De vrouw, appellante, had een verzoek ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling voor haar minderjarige kind, terwijl de man, geïntimeerde, een vordering in reconventie had ingediend tot voorlopige toevertrouwing van het kind aan hem. De president had de vordering van de vrouw afgewezen en de vordering van de man toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep van de vrouw.
Het hof bevestigde de vaststelling van de feiten door de president en oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat de president onterecht had geoordeeld. De vrouw had drie grieven aangevoerd, waarbij zij betoogde dat de president ten onrechte het kind aan de man had toevertrouwd en dat de omgangsregeling onterecht was afgewezen. Het hof overwoog dat de president de instabiele leefwijze van de vrouw en het risico op misbruik van de omgangsregeling had kunnen meewegen in zijn beslissing.
De eerste grief van de vrouw, die betoogde dat de president geen wettelijke basis had voor de voorlopige toevertrouwing van het kind, werd verworpen. Het hof oordeelde dat de regeling in artikel 822 lid 1 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook van toepassing kan zijn in situaties waarin partijen gezamenlijk het gezag hebben en strijden over de beëindiging daarvan.
De tweede en derde grieven werden eveneens verworpen, waarbij het hof oordeelde dat de president de feiten niet selectief had geïnterpreteerd en dat de beslissing om de vordering van de man toe te wijzen gerechtvaardigd was. Het hof besloot de proceskosten te compenseren, gezien de overeenkomstige situatie van de partijen. Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de president en droegen beide partijen hun eigen kosten.