Uitspraak : 14 maart 2001
Rek.nummer : 597-D-00
Rek.nr rb. : 99-7864
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam vader],
wonende te [woonplaats vader],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W. Taekema,
[naam moeder],
wonende te [woonplaats moeder], (Turkije),
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.J.A. Knijff.
De vader is op 4 augustus 2000 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 juni 2000 van de rechtbank te Dordrecht.
De moeder heeft op 6 september 2000 een verweerschrift ingediend.
Op 18 oktober 2000 is de zaak mondeling behandeld. De behandeling van de zaak is toen aangehouden tot 18 december 2000 pro forma, teneinde de moeder in de gelegenheid te stellen uiterlijk vóór 18 december 2000 het sluitend bewijs te leveren dat de procedure in Turkije is ingetrokken.
Nadien is van de zijde van de vader bij het hof een faxbrief ingekomen, gedateerd 12 januari 2001.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting maakt het hof op dat de volgende feiten als niet of onvoldoende weersproken tussen de partijen vaststaan.
De partijen zijn op 12 juni 1993 te [plaatsnaam] (Turkije) met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee minderjarigen geboren, te weten:
[naam kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op 15 november 1994 te [geboorteplaats], en
[naam kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op 21 maart 1997 te [geboorteplaats] (Turkije).
De vader heeft op 11 juni 1999 de rechtbank te Dordrecht verzocht de echtscheiding uit te spreken tussen de partijen, subsidiair scheiding van tafel en bed, en voorts te bepalen dat hij alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over [kind 1 en kind 2].
De moeder heeft op 28 oktober 1999 een verweerschrift en tevens een zelfstandig verzoek ingediend, waarin zij heeft verzocht een omgangsregeling tussen haar en de minderjarigen vast te stellen.
De vader heeft tegen dit zelfstandige verzoek een verweerschrift ingediend.
Bij de bestreden beschikking is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitge-sproken. Bij die beschikking is bepaald dat het gezag over de minderjarigen door de ouders gezamenlijk zal worden uitgeoefend en de verblijfplaats van de kinderen bij de vader is. Bij die beschikking is tevens een (basis)omgangsre-ge-ling bepaald, inhoudende dat de moeder [kind 1 en kind 2] (uitgaande van een schoolvakantie van zes weken) jaarlijks bij zich mag hebben iedere eerste vier weken van de zomervakantie. Tevens zullen de minderjarigen twee weken in de schoolvakanties van twee aaneengesloten weken en meer, bij de moeder doorbrengen.
[kind 1 en kind 2] wonen respectievelijk sinds oktober 1998 en maart 1999 bij de vader in Nederland. De moeder woont in Turkije.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de voorziening in het gezag over [kind 1 en kind 2] alsmede de vastgestelde omgangsregeling tussen de moeder en [kind 1 en kind 2].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader alleen te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen, alsmede de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling in te trekken. Hij stelt dat de moeder een procedure in Turkije aanhangig heeft gemaakt, waarvan zij het bestaan bij de rechtbank heeft verzwegen. Hij voert aan dat - een week na de uitspraak van de rechtbank - Turkse processtukken aan hem zijn betekend, waaruit blijkt dat de moeder medio augustus 1999 bij de rechtbank te Kusadasi een verzoekschrift heeft ingediend, waarin zij ordemaatregelen vordert, inhoudende dat de kinderen aan haar worden toegewezen, de kinderen niet mogen worden meegenomen naar het buitenland en de grensbewaking over een dergelijke maatregel zal worden ingelicht. De vader heeft - ondanks een daartoe strekkend verzoek aan de moeder - nog geen bevestiging mogen ontvangen van de rechtbank te Kusadasi dat bedoelde procedure is ingetrokken. Zijn vertrouwen in de moeder is in ernstige mate aangetast. Hij stelt voorts dat de moeder sedert maart 1999 weinig belangstelling voor de kinderen heeft getoond; zij belt slechts sporadisch op en heeft haar kinderen slechts tweemaal in Nederland opgezocht. Nu er nauwelijks communicatie tussen de partijen is en het gedrag van de moeder geen zekerheid biedt, acht hij het in het belang van de kinderen dat aan hem het eenhoofdig gezag over [kind 1 en kind 2] zal worden toegewezen. Hij vreest met betrekking tot de omgangsregeling dat - gelet op de inhoud van het (Turkse) verzoekschrift van de moeder - de kinderen na een bezoek in Turkije niet naar Nederland zullen terugkeren.
3. De moeder heeft de grieven van de vader gemotiveerd bestreden. Zij verzoekt de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, althans de verzoeken van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en onjuist en de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans te bepalen dat de partijen het gemeenschappelijk gezag behouden, alsmede een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen tijdens de zomervakanties tenminste vier weken bij haar verblijven en voorts de schoolvakanties van twee weken bij haar verblijven. Zij stelt dat zij de aanvankelijk gestarte procedure in Turkije inmiddels heeft ingetrokken. Zij betwist bovendien dat zij de kinderen na een vakantie in Turkije niet zal laten terugkeren naar Nederland.
4. Ter terechtzitting van 18 oktober 2000 heeft het hof de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 18 december 2000, teneinde de moeder in de gelegenheid te stellen uiterlijk vóór 18 december 2000 het sluitend bewijs te leveren dat de procedure in Turkije is ingetrokken. Namens de moeder zijn nadien geen stukken bij het hof ingekomen. Bij faxbericht van 12 januari 2001 heeft de vader het hof verzocht een eindbeschikking af te geven, nu de moeder niet heeft gereageerd vóór het door het hof gestelde tijdstip en zij hiertoe derhalve niet in staat moet worden geacht.
5. Het hof oordeelt als volgt.
De moeder heeft - na daartoe door het hof in de gelegenheid te zijn gesteld - nagelaten het sluitend bewijs te leveren van haar stelling dat de procedure in Turkije is ingetrokken. Het zou voor de moeder niet moeilijk moeten zijn om dergelijk bewijs te leveren. De moeder heeft de vrees van de vader dat de kinderen zullen worden ontvoerd, niet kunnen ontzenuwen. Het is in het belang van de kinderen dat zij niet leven onder de dreiging te worden ontvoerd. Nu de kinderen reeds geruime tijd met hun vader in gezinsverband leven en niet ter discussie staat dat hij [kind 1 en kind 2] goed verzorgt en opvoedt, zal het hof de vader met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen belasten, en wel om redenen van rechtszekerheid niet eerder dan met ingang van heden. Het voorgaande brengt mee dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd, voor zover die de gezagsvoorziening betreft.
6. Ten aanzien van de omgangsregeling overweegt het hof dat, nu de moeder de vrees van de vader dat de kinderen bij verblijf in Turkije zullen worden ontvoerd, niet heeft kunnen ontzenuwen, het in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind 1 en kind 2] om de omgang in Turkije te laten plaatsvinden. De omgang dient in het belang van de kinderen in Nederland plaats te vinden. Het hof zal op grond van het voorgaande derhalve de bestreden beschikking voor zover het de omgang betreft bekrachtigen, onder de aanvulling dat de omgang tussen de moeder en de minderjarigen in Nederland plaats dient plaats te vinden. Het hof gaat ervan uit dat de echtscheidingsbeschikking is of zal worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
7. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beschikking van 7 juni 2000 van de rechtbank te Dordrecht voor zover die het gezag over [kind 1 en kind 2] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat met ingang van 14 maart 2001 het gezag over [kind 1 en kind 2] alleen aan de vader toekomt;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, onder de aanvulling dat de omgang tussen de moeder en de minderjarigen in Nederland dient plaats te vinden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Schuering, Van Teeffelen en Jansen, bijge-staan door
mr. Philippa als griffier, en uitgespro-ken ter open-ba-re te-rechtzit-ting van 14 maart 2001.