ECLI:NL:GHSGR:2001:AB1579

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
50-H-00
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van den Wildenberg
  • A. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • M. de Bruijn-Lückers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, ging het om een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin hem het recht op omgang met zijn minderjarige kinderen was ontzegd. De rechtbank had op 5 februari 1999 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en het ouderlijk gezag volledig aan de moeder toegewezen. De vader verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen. Tijdens de zitting op 22 maart 2000 werd een voorlopige regeling besproken, waarbij de kinderen op bepaalde zaterdagen in 2000 bij de vader zouden zijn. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen was om een omgangsregeling vast te stellen zoals door de ouders was overeengekomen. De bestreden beschikking werd vernietigd en het hof bepaalde dat de vader recht had op omgang met de kinderen, één weekend in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af. Deze uitspraak werd gedaan op 11 april 2001 door de rechters J. van den Wildenberg, A. Fockema Andreae-Hartsuiker en M. de Bruijn-Lückers, met de griffier Muller-Rietveld aanwezig.

Uitspraak

Uitspraak : 11 april 2001
Rek.nummer : 50-H-00
Rek.nr rb. : 97.1843
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam vader},
wonende te [woonplaats vader],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. P.J.A. Prinsen,
tegen
[naam moeder},
wonende op een geheim adres,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
HET GEDING
Bij beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 febru-ari 1999 is tussen de partijen de echtscheiding uitge-sproken.
Bij deze beschikking is onder meer bepaald dat voortaan alleen aan de moeder het ouderlijk gezag toekomt over de minderjari-gen:
[naam minderjarige 1], geboren op 2 april 1989, en
[naam minderjarige 2], geboren op 26 november 1994,
en is de behandeling ten aanzien van de omgangsregeling aange-houden.
Na een tussenbeschikking van 9 juli 1999 heeft de rechtbank uiteindelijk bij beschikking van 24 november 1999 de vader het recht op omgang met de minderjarigen ontzegd.
De vader is van laatstgenoemde beschikking tijdig in hoger beroep geko-men en heeft ver-zocht deze te vernietigen en op-nieuw beschikkende vast te stellen dat hij de minderjarigen bij zich mag hebben eenmaal per veertien dagen het weekeinde van vrijdags 17.00 uur tot 's-zondags 19.00 alsmede de helft van de schoolvakanties. Voorts heeft hij verzocht de moeder te bevelen de minderjarigen aan hem af te geven overeenkomstig deze regeling en te bepalen dat deze regeling uitvoerbaar zal zijn met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Tevens heeft hij verzocht te bepalen dat de moeder een dwang-som van f 500,- per dag zal verbeuren voor elke dag dat zij in gebreke blijft mee te werken aan uitvoering van de in dezen te geven beschikking.
De advocaat van de moeder, mr. Marcucci, heeft op 14 maart 2000 per fax zijn pleitnotitie met bijlagen aan het hof doen toekomen.
Op 22 maart 2000 is de zaak mondeling behandeld door mr. Van den Wildenberg als raadsheer-commissaris. Als belang-hebbenden zijn verschenen de heer G. van Oorschot namens de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage, die de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht vertegenwoordigt; alsmede mevrouw M. Kok, maatschappelijk werkster van de regiopolitie Utrecht.
Nadien zijn bij het hof van de advocaat van de moeder drie faxen ingekomen, gedateerd 31 juli 2000, 4 augustus 2000 en 19 maart 2001.
BEOORDELING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP
1. Ter zitting zijn partijen het volgende overeengekomen:
Op de volgende zaterdagen in 2000 vindt omgang plaats van zaterdag 10.00 uur tot 17.00 uur: 1 april, 15 april, 29 april, 13 mei en 27 mei.
De kinderen worden dan door [naam opvang] of een buurvrouw naar bene-den gebracht waar de vader of zijn broer de kinderen opvangt. De vader of zijn broer zet de kinderen beneden weer af. Indien vertraging wordt opgelopen bij het terugbrengen van de kinde-ren, zal door de vader of zijn broer naar de mobiele telefoon van [naam minderjarige], die bij de moeder achtergelaten wordt, worden gebeld. Verder zal geen contact opgenomen worden met de moeder via deze mobiele telefoon.
Als alles goed gaat wordt de regeling uitgebreid in die zin dat de vader de kinderen pas op zondag om 17.00 uur hoeft terug te brengen. Deze regeling zal beginnen op 10 juni 2000 en vervolgens om de veertien dagen. Er zal voor de eerste keer contact met de advocaten opgenomen worden, om de afgifte van de kinde-ren via de buurvrouw of [naam opvang] op zondag te regelen.
De verdere behandeling van de zaak wordt pro forma aangehouden tot 29 juli 2000. De partijen dienen het hof tegen die datum te laten weten of nog een mondelinge behandeling gewenst is of dat de gemaakte afspraken in een beschikking kunnen worden vastgelegd.
2. De advocaat van de moeder heeft bij faxen aan het hof verzocht de door de partijen ter zitting overeengekomen omgangsregeling vast te leggen in een beschikking, omdat die omgangsregeling naar tevredenheid verloopt.
3. De procureur van de vader heeft het hof geen nader standpunt kenbaar gemaakt, dit ondanks meerdere verzoeken van het hof aan de procureur, zodat het hof aanneemt dat hij akkoord gaat met de ter zitting overeengekomen omgangsregeling.
4. Het hof is van oordeel, gelet op het vorenstaande en het verhandelde ter zitting, dat het in het belang van de minderjarigen is dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld zoals door de ouders overeengekomen.
De bestreden beschikking dient derhalve te worden vernietigd.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking , en in zover-re opnieuw beschik-ken-de:
bepaalt dat tussen vader en de minderjarigen een omgangsregeling zal bestaan inhoudende
één weekend in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Fockema Andreae-Hartsuiker en De Bruijn-Lückers, bijge-staan door Muller-Rietveld als grif-fier, en uitge-sproken ter openbare terechtzit-ting van 11 april 2001.