ECLI:NL:GHSGR:2001:AB1586
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van den Wildenberg
- M. Schuering
- P. Pannekoek-Dubois
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de wijziging van de nationaliteit in de bevolkingsadministratie van Somaliërs door de gemeente Zoetermeer
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 februari 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de nationaliteit van een Somaliër in de bevolkingsadministratie door de gemeente Zoetermeer. De gemeente had de nationaliteit van de vrouw, aangeduid als [vrouw], gewijzigd in 'onbekende nationaliteit', wat leidde tot een juridisch geschil. De gemeente baseerde haar standpunt op een circulaire van het ministerie van Justitie, waarin werd gesteld dat gemeente-ambtenaren aan deze circulaire gebonden zijn. De gemeente betoogde dat de vrouw niet onder de uitzonderingsgroepen viel waarvoor de circulaire niet geldt, en dat de legalisatie van Somalische documenten niet mogelijk is. De Immigratie- en Naturalisatiedienst had aangegeven dat er onvoldoende deugdelijk vergelijkingsmateriaal beschikbaar was om de echtheid van de documenten vast te stellen.
De vrouw voerde aan dat de nationaliteit niet de staat van personen betreft en dat de gemeente onvoldoende bewijs had geleverd dat de getoonde documenten niet authentiek waren. Het hof oordeelde dat de gemeente zich voldoende had ingespannen om de vragen van het hof te beantwoorden, maar dat er geen onomstotelijk bewijs was dat het overgelegde document door het bevoegde gezag was ingevuld. Het hof stelde vast dat de gemeente de beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht had genomen door Somaliërs anders te behandelen dan andere groepen vreemdelingen, en dat het verschil in behandeling niet gerechtvaardigd was.
Het hof heeft de behandeling van de zaak heropend en de verdere behandeling aangehouden tot 26 mei 2001, waarbij het hof de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en nationaliteit om algemene opmerkingen vroeg over de kwestie. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de behandeling van nationaliteitskwesties in de bevolkingsadministratie, vooral in het licht van de situatie van Somaliërs die in een situatie van overmacht verkeren.