ECLI:NL:GHSGR:2001:AB1587

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
518-D-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Koning
  • J. van den Wildenberg
  • M. Schuering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijkse vermogensgemeenschap en geschil over eigendomsrechten van goederen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijkse vermogensgemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man en de vrouw zijn op 11 april 1975 met elkaar gehuwd en zijn op 9 juli 1997 gescheiden, met inschrijving van de echtscheiding op 25 november 1997. De rechtbank te Dordrecht had op 2 juni 1999 een beschikking gegeven waarin de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, en de vrouw heeft een incidenteel appel ingediend.

De rechtbank had bepaald dat de man bepaalde sieraden aan de vrouw moest afgeven, en dat de vrouw aan de man een caravan en een auto van het merk Mitsubishi moest afgeven. De partijen waren het niet eens over verschillende zaken, waaronder de netto opbrengst van de verkochte woning, de waarde van sieraden, en de verdeling van belastingrestituties. Het hof oordeelt dat de netto opbrengst van de woning in de huwelijkse gemeenschap valt, omdat deze tijdens het huwelijk is gekocht en gefinancierd met een gezamenlijke lening.

Het hof stelt verder vast dat giften tijdens het huwelijk aan de man of de vrouw alleen buiten de gemeenschap vallen, en dat de vrouw moet bewijzen dat een gift van de ouders van de man ook aan haar is gedaan. De man moet de sieraden die aan de vrouw zijn gegeven, afgeven, en het hof laat beide partijen toe tot bewijsvoering over de waarde van bepaalde goederen. De beslissing van het hof houdt in dat de partijen de gelegenheid krijgen om bewijsstukken in te dienen, en dat verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

Uitspraak : 28 februari 2001
Rek.nummer: 518-D-99
Rek.nr rb.: FA RK 96-8726
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats man], Italië),
verzoeker, tevens incidenteel verweer-der in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.C. Grootveld,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verweerder, tevens incidenteel verzoe-ker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. J.A. van Keulen.
HET GEDING
De man is tijdig in hoger beroep geko-men van een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 2 juni 1999, waarbij huwelijkse vermogensgemeenschap tussen hen is verdeeld.
De vrouw heeft tijdig een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel inge-diend.
De man heeft in het incidentele hoger beroep een verweerschrift inge-diend.
Op 29 oktober 1999 is de zaak mondeling behandeld. Vervolgens is de partijen gelegenheid gegeven tot overeenstemming te komen.
Blijkens brieven van de raadsman van de man van 14 december 2000 en van de raadsman van de vrouw van 7 februari 2001 is dit mislukt.
DE FEITEN
De man en de vrouw zijn op 11 april 1975 met elkaar gehuwd.
Bij beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 9 juli 1997 is tussen hen de echtscheiding uitge-sproken, welke op 25 november 1997 is ingeschreven. Bij die beschikking is het verzoek tot boedelscheiding aangehouden.
Bij de bestreden vervolgbeschikking van 2 juni 1999 heeft de rechtbank bepaald:
* dat de partijen de gemeen-schap die tussen hen heeft be-staan dienen te verdelen zoals door de rechtbank is overwogen;
* dat de man aan de vrouw bepaalde sieraden moet afgeven;
* dat de vrouw aan de man de caravan en een auto van het merk Mitsu-bishi moet afgeven.
Bij akte van 14 augustus/9 december 2000 is de tot de gemeenschap behorende woning te Hendrik Ido Ambacht verkocht voor ¦ 370.000,-, te leveren op 27 april 2001. Die woning was destijds gekocht met ¦ 82.000,- eigen geld, verschaft door de ouders van de man, en met een hypothecaire lening, gesloten door beide partijen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
1. Voor zover nog van belang verschillen de partijen van mening over het volgende:
a. Valt de netto opbrengst van de verkochte woning in de gemeenschap?
b. Zo ja, geldt dit ook voor het in de woning gestoken bedrag van ¦ 82.318,80 al dan niet met aanwas?
c. Behoren de sieraden die de man en die zijn moeder aan de vrouw hebben gegeven om te dragen toe aan (de familie van) de man of aan de vrouw of vallen zij in de gemeenschap?
d. Is de vrouw aan de man schuldig ¦ 396,93, ¦ 844,39 en ¦ 4.200,- wegens te zijnen laste opgenomen gelden voor privé gebruik en ¦ 500,- wegens de door hem betaalde helft van de kosten van een vakantiereis van een vriendin met haar?
e. Vallen de antiquiteiten en schilderijen die de man uit het verkochte huis heeft gehaald, in de gemeenschap en, zo ja, voor welke waarde?
f. Vallen aankopen van de vrouw na het uiteengaan, gefinancierd met een na het uiteengaan gesloten lening, in de gemeenschap en, zo ja, voor welke waarde?
g. Is de waarde van een in de gemeenschap vallende auto van het merk Mazda nihil?
h. Vallen een onder de man berustende caravan en een auto van het merk Mitsubishi in de gemeenschap en, zo ja, voor welke waarde?
i. Valt een muntenverzameling in de gemeenschap en, zo ja, voor welke waarde?
j. Heeft de vrouw aanspraak op de helft van belastingrestituties over 1994 en 1995
(¦ 4.611 als helft over beide jaren) en over 1996?
k. Is de man wettelijke rente aan de vrouw verschuldigd over het haar toekomende saldo vanaf 7 oktober 1999?
2. De partijen zijn het erover eens dat op hun huwelijkse vermogensverhoudingen Italiaans recht van toepassing is. De vraag of iets is gegeven aan de man, aan de vrouw of aan hen samen, is niet een vraag van huwelijksvermogensrecht.
3. Het hof is van oordeel dat de netto opbrengst van de woning te Hendrik Ido Ambacht in de huwelijkse gemeenschap valt, nu deze woning is gekocht tijdens het huwelijk en deels is gefinancierd met een door de vrouw en de man samen aangegane lening. De gestelde feiten wijzen niet op economische eigendom van anderen. Dat het gezin financieel werd gesteund door de ouders van de man brengt geen economische eigendom mee voor de ouders van wat met die steungelden is betaald.
4. Buiten kijf staat dat giften tijdens het huwelijk aan de man alleen of aan de vrouw alleen naar Italiaans recht buiten de gemeenschap vallen. Uit de besteding van het door de ouders voor de aankoop van het huis gefourneerde bedrag kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat het bedrag aan de echtgenoten samen dan wel aan de man alleen is geschonken. Dat de schenking op zijn minst voor de helft voor de man bestemd is geweest, is niet betwist. In deze omstandigheden is het aan de vrouw aannemelijk te maken dat de gift voor de helft aan haar is gedaan. Het hof zal haar tot het bewijs van die stelling toelaten. Slaagt zij daarin niet, dan komt het bedrag van ¦ 82.318,80 aan de man toe, tenzij de man aantoont dat hij naar Italiaans huwelijksvermogensrecht aanspraak heeft op meer dan het door zijn ouders geschonken nominale bedrag. Hierbij acht het hof het zonder belang dat in de akte van overdracht van de woning aan de partijen destijds de gift van de ouders niet is vermeld, omdat naar internationaal privaatrecht de vorm van de overdracht van onroerend goed wordt beheerst door het recht ter plaatse, in dit geval dus Nederlands recht, hetgeen in redelijkheid meebrengt dat ook een verzuim van vormen bij een overdracht die slechts betekenis hebben bij de toepassing van het huwelijksvermogensrecht naar een ander rechtsstelsel, niet de gevolgen behoort te hebben die dat rechtsstelsel daaraan verbindt, tenzij het door dat vormvereiste gewaarborgde belang aldus in het nauw zou komen. Van dit laatste blijkt niet.
5. Uit de stellingen van de partijen, onder andere punt 13 van de brief van de raadsman van de man aan de rechtbank van 28 mei 1998, en het getuigenis van hun dochter leidt het hof af dat de moeder van de man sieraden aan de vrouw heeft gegeven met het beding dat deze, afkomstig uit de familie [familienaam], door de vrouw niet buiten de familie mochten worden vervreemd, maar in de familie moesten blijven. Dit schenkingsbeding neemt niet weg dat die sieraden aan de vrouw toebehoren en als lijfstoebehoren buiten de gemeenschap vallen. Ter terechtzitting van het hof heeft de vrouw verklaard zich aan het genoemde beding te zullen houden. De man zal haar deze sieraden, voor zover door hem onder zich genomen, moeten afgeven. Dit geldt evenzeer voor haar andere sieraden, ook voor zover haar door de man geschonken. Geeft hij niet alle sieraden af, dan zal hij de vrouw een door het hof overeenkomstig de niet bestreden stelling van de vrouw op ¦ 20.000,- geraamd bedrag moeten uitkeren.
6. De man heeft geen feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de vrouw de door hem genoemde bedragen die zij heeft opgenomen dan wel door hem zijn betaald voor een vakantiereis van een vriendin van de vrouw met haar samen, aan hem moet vergoeden.
7. Inboedelgoederen in de echtelijke woning, voor zover geen lijfstoebehoren en niet behorend tot de beroepsuitoefening van een echtgenoot, vallen in de gemeenschap, voor zover niet wordt bewezen dat zij enkel aan de man of enkel aan de vrouw toebehoren. De partijen hebben dit bewijs aangeboden met betrekking tot het antiek, de schilderijen en de muntenverzameling. Het hof zal de man en de vrouw toelaten tot dit bewijs.
8. De man stelt dat de aankopen van de vrouw, gedaan na hun uiteengaan, in de gemeenschap vallen, wanneer zij zijn gedaan uit een tijdens het huwelijk aangegane schuld. Deze stelling is juist, zodat het hof overeenkomstig het voorstel van de vrouw de waarde van die goederen na aftrek van de daartoe gesloten lening op nihil stelt.
9. De waarde van de Mazda behoort te worden afgeleid van de cataloguswaarde volgens de ANWB ten tijde van het uiteengaan van de partijen, omdat de auto daarna niet meer gezamenlijk is gebruikt.
10. Het is aan de man te bewijzen dat de Mitsubishi en de caravan door de ouders van de man zijn geschonken. Uit zijn stelling dat zijn ouders het gezin destijds financieel hebben gesteund en dat deze goederen dank zij die steun zijn aangeschaft, is dat niet af te leiden.
11. Belastingrestituties over jaren voor de ontbinding van het huwelijk vallen in de gemeenschap evenals belastingvoordeel over rente op de hypothecaire lening op de woning te Hendrik Ido Ambacht die achteraf wordt betaald uit de verkoopopbrengst van dat huis.
12. Wettelijke rente is pas verschuldigd vanaf het tijdstip waarop vaststaat hoeveel de ene partij wegens overbedeling aan de andere moet betalen; voordien kan daarover slechts een redelijke rente worden toegewezen vanaf de peildatum waarna de partijen de vruchten van of besparingen wegens toebedeelde goederen niet meer hebben gedeeld.
13. Dit alles leidt tot de volgende beslissing. De partijen hebben op 29 oktober 1999 ingestemd met sluiting van de behandeling, zodat het hof niet meer let op later aangevoerde stellingen, voor zover niet voortkomend uit nieuwe omstandigheden.
BESLISSING
Het hof:
laat de partijen toe tot het bewijs, zoals overwogen in de alinea's 4, 7 en 10, en stelt hen daartoe in de gelegenheid uiterlijk op 27 april 2001 bewijsstukken in het geding te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Koning, Van den Wildenberg en Schuering, bijge-staan door Suderée als griffier, en uitgespro-ken ter open-ba-re te-rechtzit-ting van 28 februari 2001.