ECLI:NL:GHSGR:2001:AD5130

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
013-R-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van den Wildenberg
  • A. Fockema-Andreae-Hartsuiker
  • M. Dusamos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de vader

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een jong-meerderjarige tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam, waarin de alimentatieverplichting van zijn vader werd verlaagd naar nihil. De jong-meerderjarige, die bij zijn moeder woont en in klas 6 van het VWO zit, verzoekt het hof om de eerder vastgestelde kinderalimentatie van ƒ 500,- per maand te handhaven. De vader, die sinds 1 augustus 2000 een WW- en WAO-uitkering ontvangt, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting. Het hof heeft de financiële situatie van de vader beoordeeld, waarbij het zijn netto-inkomen en maandlasten in overweging heeft genomen. Het hof concludeert dat de vader voldoende draagkracht heeft om de alimentatie te blijven voldoen, ondanks zijn huidige uitkeringen. De vader heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen, en het hof houdt geen rekening met zijn opgevoerde kosten voor herinrichting en studiekosten. De bestreden beschikking wordt vernietigd en het verzoek van de vader om de alimentatie te verlagen wordt afgewezen. De jong-meerderjarige krijgt gelijk in zijn verzoek om handhaving van de alimentatie.

Uitspraak

Uitspraak : 30 mei 2001
Rekestnummer : 013-R-01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 00-4389
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam jong-meerderjarige],
wonende te Rotterdam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de jong-meerderjarige,
procureur mr. E. Grabandt,
tegen
[naam vader],
wonende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP
De jong-meerderjarige is op 5 januari 2001 in hoger beroep gekomen van een (verstek)beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 10 november 2000.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 7 en 15 maart 2001.
Op 25 april 2001 is de zaak mondeling behandeld door mr. Van den Wildenberg als raadsheer-commissaris. De vader noch de jong-meerderjarige zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, in persoon verschenen.
VASTSTAANDE FEITEN
Het hof rondt bedragen af op hele guldens.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 17 maart 1999 is tussen de vader en mevrouw [naam moeder], hierna te noemen: de moeder, de echtscheiding uitgesproken, waarbij de door de vader aan de moeder te betalen alimentatie ten behoeve van de op 29 december 1981 uit het huwelijk van de vader en de moeder geboren jong-meerderjarige (toen minderjarige) is bepaald op ƒ 500,- per maand, naast een alimentatie ten behoeve van de moeder van ƒ 375,- per maand. Ingevolge de wettelijke indexering bedroeg de door de vader aan de jong-meerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie in 2000 ¦ 513,- per maand. Bij beschikking van 15 november 2000 is de door de vader aan de moeder te betalen alimentatie op nihil gesteld.
Bij verzoekschrift van 28 september 2000 heeft de vader de rechtbank verzocht om, met wijziging van de beschikking van 17 maart 1999, de door hem aan de jong-meerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van 1 augustus 2000 te bepalen op nihil.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader toegewezen.
Ten aanzien van de vader.
De vader is alleenstaande. Tot 1 augustus 2000 was hij in loondienst en bedroeg zijn netto-maandinkomen (ziekengeld) ƒ 3.073,35. Met ingang van 1 augustus 2000 ontvangt de vader een WW- en WAO-uitkering van respectievelijk ƒ 1.262,- en ƒ 1.285,- netto per maand, exclusief vakantiegeld. Voordat de vader ziekengeld ontving bedroeg zijn bruto-jaarinkomen, inclusief vakantiegeld, ƒ 72.000,-. De vader voert de volgende maandlasten op: ¦ 636,- huur en enige servicekosten, ƒ 250,- herinrichtingskosten, ƒ 100,- studiekosten en ƒ 100,- advocaat-kosten.
Ten aanzien van de jong-meerderjarige.
De jong-meerderjarige woont bij de moeder. Hij zit in klas 6 van het VWO en gaat daarna rechten studeren in Leiden. Hij is voornemens om op kamers te gaan wonen.
BEOORDELING
1. In geschil is de draagkracht van de vader. De behoefte van de jong-meerderjarige aan een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie staat als niet bestreden vast.
2. De jong-meerderjarige verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, de bij beschikking van 17 maart 1999 vastgestelde kinderalimentatie, thans bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, te handhaven, ingevolge de wettelijke indexeringen sedert die datum thans ƒ 510,- per maand, onder instandhouding van de bestreden beschikking voor het overige.
3. De zoon stelt dat de vader voldoende draagkracht heeft om de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van hem te (blijven) voldoen, ook indien hij een netto-inkomen heeft van, zoals eerder gesteld, ƒ 2.682,- netto per maand, exclusief vakantiegeld.
4. Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader gaat het hof uit van van het bovengenoemde inkomen (WW- en WAO-uitkering) en past op hem de alleenstaandenorm toe.
5. Het hof houdt geen rekening met de advocaatkosten omdat, zoals ter zitting reeds is medegedeeld, dergelijke kosten uitsluitend in een echtscheidingsprocedure meegenomen worden. Voorts houdt het hof geen rekening met herinrichtingskosten, omdat het hof van oordeel is dat de vader reserveringen had kunnen doen van het destijds door hem genoten bruto-jaarinkomen van ƒ 72.000,-. Evenmin houdt het hof rekening met studiekosten. De vader heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een studie volgt, noch dat hij terzake een lening is aangegaan. Met de niet betwiste en aannemelijk zijnde huur van de vader houdt het hof wel rekening.
6. Uit dit alles volgt dat de vader in staat is om de bij beschikking van 17 maart 1999 vastgestelde kinderalimentatie van ƒ 500,- per maand, thans bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, te (blijven) voldoen, zodat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en het inleidende verzoek van de vader alsnog moet worden afgewezen. Bij gebrek aan wetenschap en gelet op de inhoud van de aan het hof overgelegde stukken gaat het hof er van uit dat de vader in ieder geval vanaf 1 augustus 2000 geen alimentatie meer ten behoeve van de moeder behoeft te voldoen.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vader alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Fockema-Andreae-Hartsuiker en Dusamos, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2001.