ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0122

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
975306100
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verburg
  • A. van der Bruggen
  • C. Gerretsen-Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 april 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor medeplegen van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige aanval op twee slachtoffers op 9 januari 2000 in Gouda, waarbij hij samen met medeverdachten de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toebrachten. Het hof heeft de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens vormverzuimen bevestigd, en het gebruik van enkelvoudige confrontatie niet voor het bewijs gebezigd. De verdachte is vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar is wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de slachtoffers meegewogen. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar het hof oordeelde dat de gepleegde feiten een buitengewoon beangstigend effect hadden op de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen ondervinden van de mishandeling. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen, evenals de verplichting tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

rolnummer 2200223600
parketnummer 0975306100
datum uitspraak 19 april 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 10 augustus 2000 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [...] 1981,
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 3 te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 januari 2001, 15 maart 2001 en 5 april 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2001 het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
I Dubbeltelling
Als gevolg van een weigering om 'dubbeltelling' uit te sluiten is er geen duidelijkheid met betrekking tot de vraag of de door de hoofdinspecteur van politie W.P. de Boer genoemde bron ook reeds als getuige, dan wel als verdachte, in het strafdossier voorkomt.
II Enkelvoudige confrontatie
In casu is gebruik gemaakt van het middel van enkelvoudige confrontatie. Nu getuigenaangevers bij de spiegelconfrontatie slechts werden geconfronteerd met één persoon, te weten [verdachte], ontbrak een keuzemogelijkheid en is er van daadwerkelijke herkenning geen sprake geweest. Dat het middel desondanks is ingezet, dient als een onherstelbaar vormverzuim te worden gekwalificeerd.
III Gelijkheidsbeginsel
Vergelijkbare gevallen dienen gelijk te worden behandeld. In casu is dat niet gebeurd. Van de bij de gebeurtenissen betrokken personen zijn er slechts een aantal door het OM vervolgd. De keuze die het OM heeft gemaakt om sommigen wél te vervolgen en anderen niet, lijkt een willekeurige, althans niet een zorgvuldige, te zijn geweest.
Gelet op de ernst en het aantal van bovengenoemde vormverzuimen - in onderling samenhang bezien - pleit de raadsman ervoor de meest verstrekkende sanctie als vermeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering toe te passen. Naar de mening van de raadsman heeft het openbaar ministerie het recht op vervolging verspeeld. Indien het hof daartoe niet wenst over te gaan, verzoekt de raadsman in verband met het gebruik van de enkelvoudige confrontatie het middel van bewijsuitsluiting toe te passen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe het navolgende.
De door de raadsman van de verdachte aangevoerde omstandigheden, ter ondersteuning van de stelling dat het openbaar ministerie op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden kunnen - wat daar overigens ook van zij - geen doel treffen aangezien de genoemde omstandigheden noch afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien, als een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kunnen worden gekwalificeerd. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in zijn vervolging. Het beroep op bewijsuitsluiting op grond van het gebruik van enkelvoudige confrontatie wordt - wat daar overigens ook van zij - gepasseerd, nu het hof de enkelvoudige confrontatie niet voor het bewijs heeft gebezigd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
Bewezenverklaring:
1.
hij op 09 januari 2000 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (fractuur linkeroogkas en blijvend verlies gezichtsvermogen aan linkeroog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan/ stompen en schoppen/ trappen;
2.
hij op 09 januari 2000 te Gouda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, tegen het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen/ gestompt en geschopt/ getrapt en knietjes tegen het lichaam heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair: Medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
feit 2 subsidiair: Medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en tot betaling van de schade geleden door de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van f 22.406,-, alsmede oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van f 3.500,94, subsidiair 39 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, alsmede van medeplegen van een poging hiertoe. Hij heeft samen met zijn medeverdachten de twee latere slachtoffers naar het Verkennerspad te Gouda gebracht. Aldaar hebben verdachte en zijn mededaders met voorbedachten rade het slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan/stompen en te schoppen/trappen. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 1] een fractuur aan zijn linkeroogkas en blijvend verlies van zijn gezichtsvermogen aan het linker oog opgelopen.
Voorts hebben verdachte en zijn mededaders met voorbedachten rade gepoogd het slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan/stompen en te schoppen/trappen alsmede knietjes tegen het lichaam te geven. Nu [slachtoffer 2] de kans heeft gezien zich aan de greep van zijn belagers te onttrekken - hetgeen in het geheel niet te danken was aan de verdachte en/of zijn mededaders -, zijn de lichamelijke en psychische gevolgen voor hem betrekkelijk geringer dan dat deze gevolgen hadden kunnen zijn geweest indien hij niet had weten te vluchten.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij op uiterst laffe en gewelddadige wijze beide totaal willekeurige slachtoffers grote schrik en angst heeft aangejaagd en pijn heeft berokkend. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte vanaf het begin betrokken is geweest bij het plan tot mishandeling en dat aannemelijk is geworden dat verdachte in grote mate een uitvoerende rol voor en gedurende de mishandeling heeft gehad. Hij heeft op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben een buitengewoon beangstigend effect gesorteerd en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd de lichamelijke en psychische gevolgen zullen ondervinden van hetgeen de verdachte hen heeft aangedaan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten.
Het hof heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport betreffende verdachte van de Reclassering Nederland ressort Den Haag van 24 juli 2000, opgemaakt en ondertekend door AJ.c. de Jong, unitmanager en LJ. Jongerius, reclasseringswerker.
Het hof is gelet op al het vorenstaande dan ook van oordeel dat, mede gelet op de generale en speciale preventie, alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf en wel van na te melden duur een passende reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer 1], [adres], [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 22.406,-. De verdachte heeft deze vordering inhoudelijk niet betwist. Het hof is van oordeel dat deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Daarom moet die vordering worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Bovendien zal het hof een schadevergoedingsmaatregel opleggen als nader te omschrijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder I primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder I subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], [woonplaats] tot een bedrag van f 22.406,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 3.500,94 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 39 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag van f3.500,94 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], [woonplaats] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij tot laatstgenoemd bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of één van zijn mededaders [mededader], [mededader] of [verdachte], de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt -tot aan deze uitspraak begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs Verburg, Van der Bruggen en Gerretsen- Visser, in bijzijn van de griffier mr Kleijne.
Het is uitgesproken o de openbare terechtzitting van het hof van 19 april 2001.