ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0127

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1003146100
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gerretsen-Visser
  • A. de Hoogh
  • J. den Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met geweld en diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 april 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor een gewapende overval in Rotterdam op 9 september 2000. De verdachte, geboren in Suriname en thans gedetineerd, heeft samen met een mededader tien bankbiljetten van f100,-- en een sleutelbos weggenomen van de slachtoffers, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De slachtoffers werden onder druk gezet met een vuurwapen en er werd traangas gebruikt. De verdachte heeft een semi-automatisch pistool voorhanden gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en bevestigde de eerdere veroordeling tot vier jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden betaald. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft spijt betuigd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte ook in de kosten van de benadeelde partijen is veroordeeld.

Uitspraak

rolnummer 2200030001
parketnummer 1003146100
datum uitspraak 12 april 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 december 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op [...] 1970, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
4. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
Bewezenverklaring:
1.
hij, op 09 september 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tien bankbiljetten van f100,-- en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
-het spuiten van traangas in het gezocht van die [slachtoffer] en
-het richten van een vuurwapen op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en
-het tonen van een honkbalknuppel aan die [slachtoffer]en die [slachtoffer] en
-het vastbinden van de armen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] met tape en/ of tiewraps en
-het plaatsen van een kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer] en over het hoofd van die [slachtoffer] en
-het snoeren van de mond van die [slachtoffer] met tape of (een) doek en
-het afplakken van de ogen van die [slachtoffer] met tape en
-het aan die [slachtoffer] en/ of die [slachtoffer] en/ of die [slachtoffer] toevoegen van de woorden:
“geef me nu je geld anders schiet ik je dood” en
“we moeten geld zien anders maken we jullie dood” en
“als je je smoel niet houdt dan ga je dood”;
2.
hij op 09 september 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen in de zin van artikel 1, sub 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool van het merk Hrvatska Samokres, 9 mm Parabellum (serienummer S8031), als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III, sub 1 van die wet, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, en met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
Voorts zijn aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt toegewezen tot een bedrag van f.7.730,95, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt toegewezen tot een bedrag van f. 5.000,-- en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt toegewezen tot een bedrag van f. 5.000,--.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f.7.730,95 subsidiair 70 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f.5.000,-- subsidiair 50 dagen hechtenis en ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f.5.000,-- subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig vermogensdelict, waarbij er niet voor is teruggedeinsd om geweld tegen de slachtoffers te gebruiken. Twee slachtoffers zijn in hun eigen woning onder bedreiging van vuurwapens vastgebonden, alsmede zijn bij hen kussenslopen over het hoofd getrokken. Van een derde persoon die tijdens de overval de woning binnenkwam zijn de armen vastgebonden en ogen afgeplakt. Verdachte en zijn mededader hebben een bedrag van f.1000,-- buitgemaakt, maar maakten de slachtoffers onder bedreiging duidelijk dat zij daarmee geen genoegen namen.
Dat de zaak niet verder is geëscaleerd, is vermoedelijk alleen daaraan te danken dat de politie vervolgens ter plaatse kwam en de daders zich genoodzaakt zagen te vluchten.
Deze brutale overval is door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededader hen hebben aangedaan. Daarnaast brengt zulke geweldscriminaliteit bij de burgers sterke angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts heeft verdachte samen met zijn mededader een vuurwapen voorhanden gehad. Dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens tot maatschappelijk onaanvaardbare gevolgen kan leiden, blijkt wel uit de gepleegde overval.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden thans nog veel ernstiger te ontsporen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf.
Het hof heeft kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 6 december 2000 en houdt bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf ten voordele van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, alsmede met het feit dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep spijt en berouw heeft getoond over de bewezenverklaarde feiten.
Het hof is echter van oordeel, gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, dat een vrijheidsbenemende straf zoals in eerste aanleg is opgelegd passend en geboden is.
9. Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres],
heeft zich terzake van het onder 1 bewezenverklaarde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f. 8.330.95.
De arrondissementsrechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag f. 7.730,95, en bepaald dat de benadeelde partij in het overige deel niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan na telefonisch overleg tussen de advocaat-generaal en dhr. L.J.M. Nihot, medewerker Buro Slachtofferhulp Rijnmond, dat de benadeelde partij de vordering beperkt tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte heeft deze vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Daarom moet die vordering worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
10. Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich terzake van het onder 1 bewezenverklaarde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f. 5000,--.
De verdachte heeft deze vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Daarom moet die vordering worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich terzake van het onder 1 bewezenverklaarde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f.5.000,--.
De verdachte heeft deze vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Daarom moet die vordering worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12. Schade van het slachtoffer
Het hof is van oordeel dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de
door het onder 1 bewezenverklaarde feit toegebrachte schade ten bedrage van f. 7.730,95 en dat de verdachte de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
13. Schade van het slachtoffer
Het hof is van oordeel dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het onder 1 bewezenverklaarde feit toegebrachte schade ten bedrage van f. 5.000,-- en dat de verdachte de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
14. Schade van het slachtoffer
Het hof is van oordeel dat de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het onder 1 bewezenverklaarde feit toegebrachte schade ten bedrage van f. 5.000,-- en dat de verdachte de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
16. BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAAR.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de staat van f. 7.730,95 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 70 dagen.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de staat van f. 5.000,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de staat van f. 5.000,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], tot een bedrag van f. 7.730,95 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], tot een bedrag van f. 5.000,-- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], tot een bedrag van f.5.000,-- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt daarbij dat voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen en omgekeerd, dat voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs Gerretsen-Visser, De Hoogh en Den Os, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2001.