Rolnummer 2200071500
parketnummer 0975716498
datum uitspraak 16 juli 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 25 februari 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [...] 1958,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2001.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
zij op 01 juni 1998 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en haar mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een koevoet op het hoofd van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op 01 juni 1998 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben zij, verdachte en haar mededader met dat opzet die [slachtoffer] in een toiletruimte geduwd en met (twee) stoel(en) de deur van die toiletruimte geblokkeerd;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrij gesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, en in het bijzonder de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] - aan de geloofwaardigheid waarvan het hof geen reden tot twijfel heeft -, kan, anders dan zijdens de verdediging aangevoerd, geen andere conclusie worden getrokken dan dat de verdachte - zoals bewezen verklaard - tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair. Medeplegen van moord.
2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte primair bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, nu haar een beroep op psychische overmacht toekomt, doordat zij zodanig door het latere slachtoffer werd bedreigd, dat van haar redelijkerwijze geen weerstand kon worden gevergd.
Het hof verwerpt dit verweer. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zodanig door het slachtoffer dan wel anderen werd beïnvloed of bedreigd dat van haar in redelijkheid niet kon worden gevergd dat zij zich zou onthouden van het plegen van zo ernstige feiten als moord en vrijheidsberoving.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Tevens is de terbeschikkingstelling gelast van de verdachte en bevolen dat zij van overheidswege zal worden verpleegd. Voorts heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen vordert de advocaat-generaal overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank.
Het hof, komende tot een andere bewezenverklaring dan de advocaat-generaal, zal aan de verdachte e,en straf opleggen die aanzienlijk zwaarder is dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Daarbij heeft het hof gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Met name heeft het hof bij de bepaling van de strafmaat ook het volgende in aanmerking genomen:
De verdachte heeft zich mede schuldig gemaakt aan een gruwelijke moord op een kennis van haar, waarbij het slachtoffer geen enkele kans is geboden om te ontkomen. Hoewel de verdachte bij herhaling heeft aangevoerd dat zij zich ernstig bedreigd voelde door het slachtoffer, is geen enkele feitelijkheid zijdens het slachtoffer aannemelijk geworden die aan deze gevoelens van de verdachte enige steun kan bieden. Van de verdachte is het initiatief tot het feit uitgegaan en het valt haar zwaar aan te rekenen dat zij een ander zodanig heeft weten te beïnvloeden dat deze zich ertoe heeft geleend een belangrijke rol bij de uitvoering van het feit te spelen.
Toen de verdachte had besloten dat zij aan de door haar gevoelde bedreiging door het slachtoffer een einde zou maken door uitschakeling van het slachtoffer, heeft zij de uitvoering van die daad zorgvuldig voorbereid. Zo is zij onder meer, enige tijd voor de nacht van 31 mei op 1 juni 1998, met haar mededader naar (de buurt van) het huis van het slachtoffer gereden en heeft zij haar mededader het huis van het slachtoffer aangewezen.
In de betrokken nacht zijn verdachte en haar mededader naar het huis van het slachtoffer gereden met medeneming van een koevoet en middelen om zichzelf onherkenbaar te maken. In het huis aangekomen, is terstond het voornemen van de verdachte en haar mededader ten uitvoer gebracht. Het slachtoffer is meermalen met de koevoet op het hoofd geslagen, ten gevolge waarvan hij het leven liet.
De verdachte heeft zich voorts mede schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van de moeder van het slachtoffer, een oude vrouw, door deze met dwang in de toiletruimte van de woning op te sluiten, zo dat deze zich daaruit niet zelf bevrijden kon en niet op enigerlei wijze kon ingrijpen toen haar zoon van het leven beroofd werd. De gebeurtenissen van deze nacht moeten voor de moeder van het slachtoffer ernstig psychisch lijden hebben veroorzaakt. Op deze buitengewoon ernstige feiten, die naast het aan de nabestaanden van het slachtoffer toegebrachte leed ook de samenleving ernstig hebben geschokt dient in beginsel zeer zware bestraffing te volgen.
Ter aanzienlijke - mitigering van de op te leggen straf heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 13 april 2001, ten tijde van het plegen van de bewezenverklaardefeiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht op grond van - kort gezegd - een samenloop van waanstoornis en psychotische decompensatie.
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
De onderzoekers van het Pieter Baan Centrum hebben de kans op recidive als beperkt ingeschat en daarom geen aanleiding gevonden tot oplegging van terbeschikkingstelling of enige andere vorm van behandeling of begeleiding binnen een strafrechtelijk kader te adviseren. Het hof zal daartoe dan ook niet overgaan. Anderzijds wijzen de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum evenwel op een ook thans nog bestaand gebrekkig inzicht - naar het hof begrijpt - in haar psychisch functioneren en de oorzaken daarvan. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ook geen blijk gegeven de ernst van de bewezenverklaarde feiten en haar aandeel daarin adequaat in te zien.
Het hof komt tot het oordeel dat alleen een gevangenisstraf van na te noemen duur, ook uit het oogpunt van zowel generale en speciale preventie, passend en geboden is.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een computer, kleur beige, merk Leo.
Het hof zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten ten aanzien van de ingeslaggenomen voorwerpen, te weten een brief gedateerd 4 oktober 1997 en een visitekaartje.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47,57,282 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van een computer, kleur beige, merk Leo.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een brief gedateerd 4 oktober 1997 en een visitekaartje.
Dit arrest is gewezen door mrs Michiels van Kessenich-Hoogendam, Oosterhof en Teulings, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juli 2001.