rolnummer 2200155900
parketnummer 0975312899
datum uitspraak 2 januari 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissements-rechtbank te 's-Gravenhage van 31 mei 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Marokko) op [...] 1978,
adres: [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 19 december 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, eerste alternatief en 2, eerste alternatief is tenlastegelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, tweede alternatief en 2, tweede alternatief tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
Hij op 22 juli 1999 te Langeraar tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een koffer (inhoudende een geldbedrag) toebehorende aan Rabobank Aar en Plassengebied, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaftdoor middel van braak en inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slac[slac[slachtoffer] en andere personeelsleden van de Rabobank gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en/ of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/ of zijn mededader
-via het plafond is binnengedrongen in het gebouw van de Rabobank en
-een vuurwapen heeft getoond en het een vuurwapen heeft gewezen in de richting van die [slachtoffer] en andere personeelsleden van de bank en
-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
-een vuurwapen tegen diens hoofd heeft gezet en
-de volgende woorden heeft toegevoegd: “De koffer, de koffer, of ik haal je kop eraf. Niet kijken, anders schieten we. Blijven liggen, anders wordt er geschoten.”, althans soortgelijke woorden van dreigende aard en strekking;
2.
hij op 28 februari 1998 te Ter Aar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening op de openbare weg, het Voholplein, heeft weggenomen een geldzak, inhoudende enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffe[slachtoffer 2] en/ of Supermarkt C 1000, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om betrapping op heterdaad aan zichzelfen aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken , hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
-duwen van een vuurwapen tegen de mond van deze [slachtoffer 2] en
-het schreeuwen: “Geld, geld!” en “Schieten, schieten!” tegen deze [slachtoffer 2] en
-het gericht houden van het vuurwapen op die [slachtoffer 2];
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal? en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het
bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2, 2e alternatief: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair, tweede alternatief en 2, tweede alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2e alternatief en 2, 2e alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een bankoverval, waarbij zij de avond voor de overval het bankgebouw via het dak zijn binnengedrongen teneinde de komst van de geldauto af te wachten. Verdachte en zijn mededader zijn plotseling via een ladder uit het plafond van de bank te voorschijn gekomen en zijn er niet voor teruggedeinsd om de bankmedewerkers met een schietwapen te bedreigen, waarbij de bank-employe's op de grond moesten gaan liggen.
Voorts heeft verdachte met een ander een gewapende overval gepleegd op een geldloper, waarbij zij de geldloper met een vuurwapen hebben bedreigd en een groot geldbedrag hebben weggenomen. Deze grove geweldpleging is door de slachtoffers als zeer bedreigend en beangstigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededader hen hebben aangedaan. Daarnaast brengen zulke brutale overvallen bij de burgers in het algemeen sterke angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Dit geldt bij de overval op de geldloper temeer nu die overval op de openbare weg plaatsvond.
Bovendien is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder terzake van vermogensmisdrijven is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden op de ingeslagen weg voort te gaan, terwijl de verdachte ten tijde van het onder 1 primair, 2e alternatief bovendien in twee proeftijden van eerdere veroordelingen liep. De door de advocaat-generaal gevorderde straf van zes jaar is in principe alleszins gerechtvaardigd.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat verdachte destijds nog slechts 20 jaar was en hij ter terechtzitting in hoger beroep uiteindelijk toch een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Alles overziende is het hof van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen zal worden beslist als na te melden.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, eerste alternatief en 2, eerste alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, tweede alternatief en 2, tweede alternatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is
tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde
strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld onder de nummers 7 en 8.
Dit arrest is gewezen door
mrs Van Schellen, Dusamos en Oomen,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 januari 2001.