ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0292

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1009001400 en 1006232100
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Michiels van Kessenich-Hoogendam
  • W. Wurzer
  • A. van Strien
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 maart 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte, geboren in 1980 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Noordsingel' te Rotterdam, was samen met anderen betrokken bij een gewelddadige overval op een oudere vrouw in haar woning op 29 februari 2000. Tijdens deze overval werd de vrouw met geweld bedreigd, vastgebonden en mishandeld, terwijl haar geld en sieraden werden gestolen. De verdachte en zijn mededaders droegen maskers en gebruikten een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp om de vrouw te intimideren. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij de bedreiging van medewerkers in een telefoonwinkel op 1 februari 2000.

Het hof oordeelde dat de in eerste aanleg opgelegde straf van drie jaar gevangenisstraf onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. Gezien de omstandigheden, waaronder de impact van de overval op het slachtoffer, besloot het hof de straf te verhogen naar vier jaar gevangenisstraf. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de overval aanzienlijke schade had geleden. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van 58.000 Duitse Mark, terwijl het hof oordeelde dat de overige vorderingen niet ontvankelijk waren in het strafgeding. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, en het hof vond dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend was.

Uitspraak

Rolnummer 2200256300
Parketnummers 1009001400 en 1006232100
Datum uitspraak 26 maart 2001
Tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 1 september 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [...] 1980,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Noordsingel" te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 26 februari 2001 en 12 maart 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens diens mededeling op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van" de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder I en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
Bewezenverklaring:
1.
hij op 29 februari 2000 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en sieraden toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
-(met kracht) openduwen van de voordeur van de woning bestonden uit het
-dragen van mutsen over het hoofd en/ of voor het gezicht en/ of een panty over het hoofd en/ of het dragen van handschoenen en/ of sokken over de handen
-tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] en tonen van een mes , en
-op de grond gooien van die [slachtoffer] en vastbinden van de polsen en de voeten van die [slachtoffer] en
-plakken van tape over de ogen en mond en de neus van die [slachtoffer] en
-meermalen schoppen en slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
-slaan met een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] en
-houden van een mes tegen de keel van die [slachtoffer] en
-aan voornoemde [slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden dat hij, verdachte en/ of zijn mededaders haar zouden doodmaken;
3.
hij op 1 februari 2000 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, personen genaamd [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft/ hebben verdachte en/ of zijn mededaders opzettelijk dreigend
-zich aan die [slachtoffer] en [slachtoffer] opgedrongen en
-is/ zijn verdachte en/ of zijn mededader(s) die [slachtoffer] en [slachtoffer] op zeer korte afstand genaderd en heeft/ hebben verdachte en/ of zijn mededader(s) (daarbij) die [slachtoffer] en [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “Bel maar 112, dan schop ik je kop eraf, je zal zien hoe snel ik ben” en “We kunnen je zo beroven, we kunnen alles meenemen, we kunnen jullie zo in elkaar slaan.”en “Ik schiet je dood, ik sla je in elkaar”;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest en tot betaling van de schade geleden door de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van I september 2000 zal worden bevestigd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met twee anderen, een oudere vrouw 's avonds in haar woning overvallen en beroofd. Zij hebben haar daartoe vastgebonden, tape over haar ogen, neus en mond geplakt en haar geschopt en geslagen. Ook hebben zij haar een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en een mes getoond, het mes op haar keel gezet en haar met het vuurwapen/voorwerp geslagen. Voorts hebben zij gedreigd die vrouw, terwijl zij weerloos op de grond lag, dood te maken. Bij deze overval is een fors bedrag aan geld en sieraden weggenomen.
Voorts heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan bedreiging van twee medewerkers in een telefoonwinkel.
Het hof rekent de verdachte met name de overval op de oudere vrouw zwaar aan. Op lafhartige wijze hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van een weerloos slachtoffer. Het voorval moet voor het slachtoffer een beangstigende en schokkende ervaring geweest zijn, waar zij haar leven lang aan herinnerd zal blijven worden. Te verwachten valt dat het slachtoffer nog lange tijd de psychische gevolgen van de overval zal ondervinden, waaronder de angst om alleen in haar huis te zijn, zoals zij zelf heeft geschreven op het voegingsformulier benadeelde partij. Ook brengen feiten als de bewezenverklaarde in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds meermalen terzake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld tot onder meer een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden thans opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
Tevens heeft het hof kennis genomen van het voorlichtingsrapport betreffende verdachte van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Rotterdam d.d. 27 september 1999.
Gelet op de ernst van met name het onder 1 bewezenverklaarde, doet naar het oordeel van het hof de in eerste aanleg opgelegde en de in hoger beroep gevorderde straf (te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren) onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is bepaald en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
[benadeelde partij], wonende [adres], [woonplaats] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van 100.000,-- Duitse Mark en f. 25.000,--.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is in voldoende mate komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks voor een bedrag van 64.000,-- Duitse Mark schade heeft geleden. Voorts is gebleken dat inmiddels een bedrag van 6.000,-- Duitse Mark aan de benadeelde partij is teruggegeven. Een en ander betekent dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 58.000,-- Duitse Mark dient te worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat de verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het onder 1 bewezenverklaarde feit toegebrachte schade ten bedrage van 58.000,-- Duitse Mark en dat de verdachte de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47,57,285,310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van 58.000,-- Duitse Mark en veroordeelt de verdachte om dit bedrag in de tegenwaarde in Nederlands geld tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de betalingsverplichtingen vervallen indien en voorzover de bedragen zullen zijn betaald door zijn mededaders.
Legt voorts op de verplichting tot betaling in de tegenwaarde in Nederlands geld aan de staat van 58.000,-- Duitse Mark ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 220 dagen.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van de tegenwaarde in Nederlands geld van voormeld bedrag van 58.000,-- Duitse Mark ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van de tegenwaarde in Nederlands geld van het bedrag van 58.000,-- Duitse Mark doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Michiels van Kessenich-Hoogendam, Wurzer en Van Strien, in bijzijn van de griffier mr. Brommer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 maart 2001.