ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0316

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1009109800,1006204499 en 1006301499
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Klein Breteler
  • A. Noordam
  • J. den Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in relationele sfeer met ex-vrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 juni 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, tweemaal mishandeling, vernieling en huisvredebreuk, allemaal gepleegd in de relationele sfeer met zijn ex-vrouw. De verdachte, geboren in Marokko in 1973 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave, had op 8 maart 2000 in Rotterdam geprobeerd zijn ex-vrouw van het leven te beroven door haar met een mes in de hals te steken. Daarnaast had hij op 1 februari 1999 en 31 mei 1998 zijn ex-vrouw mishandeld. Op 13 oktober 1999 vernielde hij de voordeur en balkondeur van haar woning en drong hij wederrechtelijk haar woning binnen nadat hem de toegang was geweigerd.

Het hof heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien en deze nummering in het arrest aangehouden. Het hoger beroep van de verdachte was niet gericht tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de huisvredebreuk. Het hof heeft de "complottheorie" van de raadsman verworpen, omdat er geen aanknopingspunten waren om deze aannemelijk te achten. De verdachte had binnen twee jaar zijn ex-vrouw tweemaal mishandeld en had geprobeerd haar te doden, wat het hof als zeer ernstig beschouwde. Het hof oordeelde dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend was.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze naar voren waren gekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 12 juni 2001.

Uitspraak

Rolnummer 2200066001
parketnummers 1009109800,1006204499 en 1006301499
datum uitspraak 12 juni 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 9 februari 2001 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Marokko) op [...] 1973,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Grave.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 mei 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaardingen en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
3. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens de door de raadsman gedane mededeling op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
1.
hij op 08 maart 2000 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de hals en/ of keel van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, althans gesneden met voornoemd mes, voornoemde [slachtoffer] in het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 februari 1999 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tegen het gezicht heeft geslagen en/ of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 31 mei 1998 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
-met een afstandsbediening en met zijn tot vuist gebalde hand tegen het hoofd heeft geslagen en
-met kracht op de grond heeft geduwd, althans ten val heeft gebracht,
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 13 oktober 1999 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en een balkondeur toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/ of beschadigd door
-een steen tegen die voordeur te gooien en
-met kracht tegen die balkondeur te trappen;
6.
op 13 oktober 1999 te Rotterdam
wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer], immers heeft verdachte, nadat hem door die [slachtoffer] de toegang tot die woning geweigerd was, de voordeur van die woning met een steen ingegooid en vervolgens die woning betreden;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ten aanzien van onder 1 tenlastgelegde aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer twee mannen zou hebben uitgenodigd om verdachte die dag een lesje te leren; dat echter het slachtoffer, toen verdachte door de twee mannen het portiek werd ingeduwd, per ongeluk op het mes van' één van de twee mannen is terecht gekomen.
Het hof verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting geen enkel aanknopingspunt opgeleverd om de zogenaamde "complottheorie" van de raadsman aannemelijk te achten. Het verweer vindt verder zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
I primair : poging tot doodslag;
2 en 3 : mishandeling, meermalen gepleegd;
5 : opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
6 : het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft binnen het tijdsbestek van twee jaar zijn ex-vrouw tweemaal mishandeld en heeft daarna getracht zijn vrouw van het leven te beroven waarbij verdachte het slachtoffer levensgevaarlijke verwondingen heeft toegebracht. Het hof rekent de verdachte met name dit feit zwaar aan. Dergelijke geweldsdelicten dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen daarnaast bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Voorafgaande aan de tweede mishandeling heeft verdachte een voordeur en een balkondeur van de woning van zijn ex-vrouw vernield en/of beschadigd waarna hij zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45,57, 138,287,300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs Klein Breteler, Noordam en Den Os,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juni 2001.