ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0321

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200243900
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Suyver
  • W. Wurzer
  • A. van Strien
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk uitlokken van drugssmokkel en bezit van verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 maart 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk uitlokken van drugssmokkel en het bezit van verdovende middelen. De feiten vonden plaats op Aruba en in Nederland, waarbij de verdachte samen met zijn partner een vrouw had aangezet tot het smokkelen van cocaïne van Aruba naar Miami. Daarnaast had de verdachte een hoeveelheid XTC-pillen in zijn woning in Dordrecht en was hij betrokken bij een hennepkwekerij in Haarlem. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar passend. De uitspraak werd gedaan na onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank vernietigde en opnieuw recht deed. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rolnummer 2200243900
Parketnummer 1100606000
Ad informandum 1100606000
Datum uitspraak 1 maart 2001
Tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 21 september 2000 in de strafzaak tegen
[NAAM VERDACHTE]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 15 februari 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
1. [uitgelokte], op 12 december 1999 op Aruba, opzettelijk een hoeveelheid cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, namelijk door met een koffer waarin, naar [uitgelokte] wist, voormelde stof was verpakt / verstopt, vanaf een appartementencomplex ( Montana ) naar het vliegveld van Aruba te gaan, welk feit verdachte, in de periode van 1 december 1999 tot en met 12 december 1999 te Assen tezamen en in vereniging met een ander door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, door daartoe:
- die [uitgelokte] te vragen om als koerier een hoeveelheid cocaine van Aruba naar Miami te smokkelen en
- die [uitgelokte] te zeggen dat zij naar Aruba moest vliegen en dat zij een taxi moest nemen naar Montana appartementen en dat zij daar op nadere instructies moest wachten;
2. hij omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 29 mei 2000 te Haarlem in een woning gelegen aan het Praagplantsoen (129), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een aantal hennepplanten (ongeveer 373 planten in Haarlem), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij in de periode van 1 mei 2000 tot en met 29 mei 2000 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (Methyleendioxymethylamfetamine), zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: medeplegen van het opzettelijk uitlokken van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van het opzettelijk uitlokken van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn toenmalige partner schuldig gemaakt aan het uitlokken van een Opiumwetdelict, door een vrouw aan te zetten tot het smokkelen van een hoeveelheid cocaïne van Aruba naar Miami. Hierbij hebben verdachte en zijn toenmalige partner een min of meer gelijkwaardige rol gespeeld.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning te Dordrecht een hoeveelheid XTC-pillen aanwezig gehad. Bovengenoemde feiten dragen bij aan de handel in en het gebruik van harddrugs, vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevorderen het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen.
Voorts heeft verdachte samen met twee mededaders een hennepkwekerij opgezet in een door de verdachte gehuurde woning te Haarlem, waarbij hij opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden door buitenlandse justitiële instanties terzake van strafbare feiten betreffende verdovende middelen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden thans opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op het namens Reclassering Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport betreffende verdachte, d.d. 1 september 2000, opgemaakt door Chr.I. Linzel, unitmanager, en B. Lauer, reclasseringswerker i.o.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheids-
benemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan een ander, niet tenlastegelegd feit.
Dit feit is door het openbaar ministerie onder parketnummer 1100606000 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof heeft op deze feiten acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte terzake van dit feit niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Suyver, Wurzer en Van Strien,
in bijzijn van de griffier mr. Brommer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 maart 2001.