rolnummer 2200116301
parketnummer 1005004800
datum uitspraak 2 november 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te
Rotterdam van 1 mei 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Penitentiair Ziekenhuis (Unit 5) te 's-Gravenhage.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 oktober 2001.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. hij op 04 maart 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft / hebben verdachte en / of een van zijn mededaders opzettelijk dreigend;
- een ( op een ) vuurwapen ( gelijkend voorwerp ) getoond en voorgehouden en
- dat ( op een ) vuurwapen ( gelijkend voorwerp ) op het voorhoofd van die [slachtoffer 1] gezet en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:
"Ik schiet je kapot" en "Ik maak je af. Kom niet aan met je grote mond, want ik maak iedereen in deze buurt af die met mijn broer ouwehoert" en "Je moet niet met mijn broertje ouwehoeren, anders maak ik je af";
2. hij op 04 maart 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Kamperfoeliestraat, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het:
- van een fiets trekken van die [slachtoffer 1] en
- slaan en stompen en schoppen van/tegen die [slachtoffer 1] en
- slaan met een ( op een ) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1],
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten een gebarsten/gescheurde lip en een uit de mond geslagen tand) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
3. hij op 30 augustus 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Strevelsweg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft een van zijn mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één kogel ( van het kaliber 6,35 mm ) afgevuurd op/in het hoofd van die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
4. hij op 30 augustus 2000 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Strevelsweg, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 3] van het leven te beroven, een mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één kogel (van het kaliber 6,35 mm) heeft afgevuurd op/in het lichaam van die [slachtoffer 3], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde feiten
De verdachte benadert zijn broer in verband met de bedreiging dat hij (verdachte) zou worden beschoten. Na kalm overleg over de ernst van deze bedreiging, welke ernst door de broer van de verdachte wordt onderschreven, begeeft de verdachte zich met zijn broer en een derde welbewust naar de groep van personen van waaruit de gestelde bedreiging afkomstig was. Aangekomen bij die personen wijst de verdachte een persoon aan, die vervolgens door zijn broer van nabij met een meegebracht vuurwapen dodelijk in het hoofd wordt getroffen. Kort daarna schiet de broer van de verdachte op een tweede aldaar aanwezige persoon, die wordt getroffen in de linkerschouder. Door tezamen met zijn mededaders op deze wijze de confrontatie te zoeken met de als vuurwapengevaarlijk omschreven groep personen heeft de verdachte, mede gezien de overige bewijsmiddelen, als medepleger na kalm beraad welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er dodelijke slachtoffers zouden vallen bij die groep van personen. Hij is, gezien de gevolgen, als medepleger verantwoordelijk voor moord en poging tot moord.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2: Het openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen, terwijl het gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Feit 3 primair: Medeplegen van moord;
Feit 4 primair: Medeplegen van poging tot moord.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De strafmaat voor geweldsdelicten strekt mede ter bescherming van potentiële slachtoffers van bovenstaande feiten. In dit opzicht verdienen de leden van culturele minderheden dezelfde bescherming als anderen. Het beroep op een strafmatiging met het oog op de straatcultuur van jonge Antillianen waar de verdachte en de slachtoffers deel van uitmaken en waarin onderling geweld veelvuldig pleegt voor te komen, dient op deze grond te worden verworpen.
11.1
De advocaat-generaal [advocaat-generaal] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren.
11.2
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
11.3
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met zijn mededaders een ander van het leven beroofd. Het slachtoffer is van nabij door een van de mededaders in het hoofd geschoten. Dat is een afschuwwekkend delict. De verdachte en de mededaders hadden zelf de confrontatie gezocht na een eerder incident tussen de verdachte en de groep waartoe het slachtoffer kennelijk behoorde. Bij dezelfde gelegenheid hebben de verdachte en zijn mededaders ook nog een poging tot moord gepleegd door iemand in de schouder te schieten. Op een andere datum bedreigde de verdachte met zijn mededaders een persoon met een misdrijf tegen het leven, gepaard gaand met een openlijke geweldpleging. Deze feiten speelden zich telkens af op of nabij de openbare weg, waardoor toevallige voorbijgangers konden worden geconfronteerd met deze voor het gevoel van veiligheid ernstig verontrustende handelingen. Het gewelddadige optreden van de verdachte en zijn mededaders, waaruit een geringschatting spreekt voor het menselijk leven, dient met kracht te worden bestreden. Het feit dat de verdachte bij de schietpartij die op de moord volgde zelf ernstig gewond is geraakt geeft aanleiding de overwogen straf, van langere duur dan hierna is bepaald, te matigen.
11.4
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 oktober 2000, al eens is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
11.5
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 141 (oud), 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ELF (11) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Davids en Silvis,
in bijzijn van de griffier mr. Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 november 2001.