ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0520

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200137701
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Borgesius
  • A. Bijloos
  • J. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor moord met voorbedachten rade

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 september 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'De Schie' te Rotterdam. Hij was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, wegens het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van zijn ex-vrouw. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat het bestanddeel 'met voorbedachten rade' niet bewezen kon worden, verwijzend naar psychologische rapportages die de geestelijke toestand van de verdachte beschrijven. Het hof oordeelde echter dat deze rapportages geen invloed hadden op het bewijs van de opzet en dat de verdachte in staat was om de ongeoorloofdheid van zijn handelen te begrijpen, zij het in verminderde mate. Het hof verwierp de verzoeken van de raadsvrouwe om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging op basis van psychische overmacht en afwezigheid van schuld. Het hof concludeerde dat de verdachte schuldig was aan moord en dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk was in het strafproces, maar enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak benadrukte de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en legde een gevangenisstraf van zes jaren op, naast terbeschikkingstelling met dwangverpleging.

Uitspraak

rolnummer 2200137701
parketnummer 1011001600
datum uitspraak 28 september 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ?S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 mei 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de penitentiaire Inrichting 'De Schie' te Rotterdam.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 september 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
dat hij in de periode van 12 maart 2000 tot en met 13 maart 2000 te Spijkenisse opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, zogenaamde wurgstokjes om de hals van die [slachtoffer] geslagen en aangetrokken en aangetrokken gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Bewijsoverweging
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestanddeel 'met voorbedachten rade' niet kan worden bewezen. Zij beroept zich daarbij op enige passages uit de over verdachte uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportage, waaruit zou blijken dat verdachte niet in staat is geweest rustig na te denken over de gevolgen van zijn voorgenomen handelingen.
Naar het oordeel van het hof zijn bedoelde passages uitsluitend te plaatsen in het kader van het onderzoek naar de toerekenbaarheid aan verdachte van de verweten gedragingen, en kunnen zij geen betekenis hebben voor het bewijs van het door de raadsvrouwe bedoelde delictsbestanddeel. Voorbedachte raad en de mate van ziekelijke stoornis, zoals door de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum geconstateerd -welke constatering door het hof wordt onderschreven-, zijn geenszins onverenigbaar. Dat aan de uitvoering momenten van kalm overleg en bedaard nadenken zijn voorafgegaan, blijkt genoegzaam uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
moord.
9.Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouwe heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging
1) omdat zijn handelen hem niet kan worden toegerekend, nu hij de gevolgen daarvan niet kon overzien,
2) op grond van psychische overmacht, en
3) wegens afwezigheid van alle schuld,
een en ander zoals nader in haar pleitnota toegelicht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek in al zijn onderdelen.
Het hof zal niet aan het verzoek voldoen, omdat het de conclusie van de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum onderschrijft, inhoudend dat de verdachte de ongeoorloofdheid van zijn handelen heeft kunnen inzien, en dat zijn handelen hem kan worden toegerekend, zij het in sterk verminderde mate. Van psychische overmacht is geen sprake. De door de raadsvrouwe aangevoerde omstandigheden kunnen geen verontschuldiging zijn voor het handelen van verdachte, zijn althans niet van dien aard dat daardoor zijn handelen wordt gerechtvaardigd, met uitsluiting van een andere, minder ingrijpende, uitweg uit het -volgens de raadsvrouwe door verdachte ervaren- dilemma. Redelijkerwijs had van verdachte weerstand kunnen worden gevergd tegen de gestelde aandrang, waarbij het hof in aanmerking neemt -met de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum- dat verdachte in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Tenslotte kan ook het beroep op afwezigheid van alle schuld niet baten. De door de raadsvrouwe aangevoerde feiten zij daarvoor ontoereikend, en ook overigens is het hof niet gebleken van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot de conclusie dat strafrechtelijk relevante schuld bij verdachte ontbreekt. Het verzoek wordt mitsdien afgewezen.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal [advocaat-generaal] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest en met terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich aan een van de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, te weten moord, schuldig gemaakt. Hij heeft het slachtoffer, zijn ex-vrouw, van het leven beroofd door haar te wurgen met wurgstokjes. Hij heeft hiermee het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht om te leven, ontnomen. De nabestaanden van het slachtoffer zullen de gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwachte verlies van hun familielid (moeder,zuster) voor altijd met zich dragen. Tevens heeft verdachte met zijn daad gevoelens van geschoktheid en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
In het meergenoemd rapport van het Pieter Baan Centrum wordt geconcludeerd dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestesvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over.
Wat betreft de te nemen maatregelen neemt het hof het advies van het Pieter Baan Centrum niet over om slechts te volstaan met plaatsing van verdachte in een beschermende woonvorm met bijbehorende daginvulling en begeleiding. Naar het oordeel van het hof vorderen de bescherming van de maatschappij en met name de veiligheid van de eigen familieleden, gezien de grote -ook door de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum aanwezig geachte, maar door het hof gelet op het verhandelde ter terechtzitting veel zwaarder ingeschatte- recedivekans, en het gebrekkige ziektebesef van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, diens terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daarnaast vorderen de door dit misdrijf geschokte rechtsorde en de ernst van het door de verdachte begane misdrijf dat, naast de hem op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling, een gevangenisstraf van na te melden duur wordt opgelegd.
Het hof acht de na te melden straf passend en geboden.
11. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden (immateriële) schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van f. 26.000,-.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Borgesius, Bijloos en Huijgen,
in bijzijn van de griffier mr. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2001.
Mr. Huijgen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.