ECLI:NL:GHSGR:2002:AE0747

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200116801
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wurzer
  • A. Davids
  • P. van der Flier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage inzake drugshandel met cocaïne

Dit arrest betreft het hoger beroep van een verdachte die is veroordeeld voor drugshandel, specifiek voor het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne in Nederland. De feiten dateren van 1 november 1999 tot en met 2 juli 2000, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van cocaïne vanuit Ecuador door middel van zogenaamde slikkers. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de organisatie van deze drugshandel, waarbij hij anderen heeft aangezet tot het plegen van strafbare feiten en hen heeft voorzien van middelen en informatie om deze misdrijven te faciliteren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich uitsluitend heeft laten leiden door eigen winstbejag, wat een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, maar het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook beslissingen genomen over inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij enkele voorwerpen verbeurd zijn verklaard en andere aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2002.

Uitspraak

rolnummer 2200116801
parketnummer 0975735499
datum uitspraak 31 januari 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van
8 mei 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Den Haag
(Unit 4) te 's-Gravenhage.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 januari 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de nadere omschrijving tenlastelegging en de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
1. dat hij in de periode van 1 november 1999 tot en met 2 juli 2000 te 's-Gravenhage en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens om een feit , bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, telkens
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid te verschaffen en/of
- voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders, telkens
- (telefonische) besprekingen gevoerd met personen in Ecuador en Nederland en
- met die personen in Ecuador afspraken gemaakt over de komst van zogenaamde slikkers en/of sliksters en/of over de betaling van de cocaïne, die werd vervoerd door die slikkers en/of sliksters en
- hun telefoonnummers en een woning ter beschikking gesteld aan die zogenaamde slikkers en/of sliksters en
- meermalen geldbedragen overgemaakt naar een rekening in Ecuador ten behoeve van de betaling van de cocaïne en de komst (naar Nederland) van de zogenaamde slikkers en/of sliksters;
2. dat hij in de periode van 1 november 1999 tot en met 2 juli 2000 te 's-Gravenhage en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te Naarden en/of elders in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, te weten door middel van zogenaamde slikkers en/of sliksters, zijnde personen die bolletjes cocaïne inslikken en vervolgens in hun lichaam vervoeren, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I,
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk telkens
- hun telefoonnummers ter beschikking gesteld aan zogenaamde slikkers en/of sliksters en/of
- meermalen een zogenaamde slikker en/of slikster opgehaald te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te Naarden en/of
- meermalen een zogenaamde slikker en/of slikster vervoerd naar een woning te 's-Gravenhage en/of
- een woning ter beschikking gesteld voor die zogenaamde slikkers en/of sliksters en/of
- in een woning gelegenheid gegeven om de ingeslikte bolletjes, bevattende cocaïne, via de natuurlijke weg het lichaam te laten verlaten en/of
-meermalen een geldbedrag overgemaakt naar een rekening in Ecuador ten behoeve van de betaling van de cocaïne;
3. dat hij in de periode van 1 november 1999 tot en met 2 juli 2000 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden en bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid te verschaffen, meermalen gepleegd;
en
Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden en bevorderen, door voorwerpen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Van der Schans heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoor-waardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene conform de beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen gedurende een lange periode meermalen door middel van slikkers vanuit Ecuador cocaïne in Nederland ingevoerd en die invoer voorbereid. Verdachte is actief bij de planning en uitvoering van deze misdrijven betrokken geweest en heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld.
De internationale drugshandel waaraan verdachte heeft deelgenomen vormt een bedreiging voor de Nederlandse samenleving. Het brengt schade toe aan de volksgezondheid omdat het invoeren en op de markt brengen van harddrugs de in Nederland bestaande drugsverslaving in stand houdt en stimuleert. Voorts is bekend dat de handel in hard-
drugs gepaard gaat met diverse vormen van andere criminaliteit.
Het hof rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat hij zich uitsluitend heeft laten leiden door zijn eigen winstbejag en aldus anderen - de slikkers - het risico heeft laten lopen dat een bolletje cocaïne zou knappen hetgeen in dat geval de dood van die slikker tengevolge zou kunnen hebben.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 januari 2002, meermalen is veroordeeld (in Nederland en in Duitsland) voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Beslag
10.1
De voorwerpen vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan een kopie bij dit arrest is gevoegd, onder de nummers 8 en 11 zullen worden verbeurdverklaard, aangezien met behulp van deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen wat betreft het voorwerp onder nummer 8 de onder 1, 2 en 3 bewezen-verklaarde feiten zijn begaan en wat betreft het voorwerp onder nummer 11 de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurd-verklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
10.2
Het voorwerp vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 9 dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang, dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten is aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
10.3
Ten aanzien van de voorwerpen vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 5, 10, 12 en 13 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
10.4
Ten aanzien van het voorwerp vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 7 zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES (6) JAAR.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de voorwerpen vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 8 en 11.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 9.
Gelast de teruggave van de voorwerpen vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 5, 10, 12 en 13 aan de verdachte.
Gelast de bewaring van het voorwerp vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 7 ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs Wurzer, Davids en Van der Flier,
in bijzijn van de griffier mr Couvret.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2002.
Mr Van der Flier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.