ECLI:NL:GHSGR:2002:AE1910

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1998 - 0864
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Groot
  • A. Boele
  • J. Looten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid appellant in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. J.M.M. Brouwer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de politierechter. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. J. A. van Keulen, heeft echter een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de appellant in zijn hoger beroep. De kwestie draait om de vraag of de politierechter de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering en of er een inhoudelijke beoordeling van de vordering heeft plaatsgevonden.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in een eerder tussenarrest de gelegenheid heeft gekregen om stukken uit de strafzaak over te leggen, maar dat hij niet heeft aangetoond dat de politierechter daadwerkelijk een beslissing heeft genomen op zijn vordering. De appellant heeft betwist dat hij niet-ontvankelijk is verklaard, maar het hof concludeert dat er geen bewijs is dat de vordering inhoudelijk is beoordeeld. De appellant heeft niet gesteld dat zijn vordering is afgewezen, en de omstandigheden wijzen erop dat er geen beslissing is genomen.

Daarom heeft het hof geoordeeld dat de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep. Tevens is de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde zijn gevallen. De uitspraak benadrukt het belang van een inhoudelijke beoordeling van vorderingen in het kader van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een benadeelde partij zich kan voegen in een strafzaak.

Uitspraak

Uitspraak: 28 maart 2002
Rolnr.: 98/864
Rolnr. rb. (parketnr.): 11/82224-97
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer,
heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant, verder te noemen: [appellant],
procureur: mr. J.M.M. Brouwer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, verder te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. J. A. van Keulen.
HET GEDING
Voor het verloop van de procedure tot aan het ten deze gewezen tussenarrest van 30 november 2000 wordt verwezen naar dit tussenarrest. Vervolgens heeft [appellant] een akte met producties en [geïntimeerde] een antwoordakte genomen. Daarna hebben partijen andermaal arrest gevraagd, waartoe zij hun procesdossiers hebben gefourneerd.
DE VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] een beroep op niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep gedaan. Volgens [geïntimeerde] heeft de politierechter [appellant] bij het mondelinge vonnis ter zitting niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en hem naar de civiele rechter in eerste aanleg verwezen.
2. Bij het tussenarrest van 13 april 2000 werd [appellant] in de gelegenheid gesteld om de stukken uit de strafzaak, onder meer de (ondertekende) "aantekening mondeling vonnis" en het proces-verbaal van de terechtzitting, over te leggen. Bij vervolgens genomen akte heeft [appellant] betwist dat de politierechter hem niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij stelde dat dat ook niet blijkt uit de aantekening van het mondelinge vonnis, welke aantekening echter - ook toen - niet werd overgelegd. Volgens hem is er door de politierechter niet op de vordering beslist en dient dat in redelijkheid als een weigering om te beslissen te worden beschouwd.
3. Na daartoe bij het tussenarrest van 30 november 2000 andermaal in de gelegenheid te zijn gesteld heeft [appellant] een kopie overgelegd van de ondertekende "aantekening mondeling vonnis" en van correspondentie waaruit blijkt dat er van de zitting geen proces-verbaal is uitgewerkt. [geïntimeerde] heeft vervolgens bij antwoordakte zijn beroep op niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep uitdrukkelijk gehandhaafd.
4. Het hof overweegt daarover als volgt.
5. De benadeelde partij, die zich in een strafzaak in eerste aanleg heeft gevoegd, maar wier vordering niet geheel is toegewezen, kan zich ingevolge artikel 421 lid 3 Sv. in de procedure op het hoger beroep van de verdachte en/of het OM voegen. Daarbij maakt het geen verschil om welke reden zijn vordering in eerste aanleg niet geheel is toegewezen. Indien echter het OM noch de verdachte in de strafzaak hoger beroep heeft ingesteld, heeft de benadeelde, die zich in eerste aanleg heeft gevoegd, ingevolge artikel artikel 421 lid 4 Sv. slechts een zelfstandig recht van hoger beroep indien en voor zover zijn vordering door de strafrechter in eerste aanleg is afgewezen. De ratio daarvan is dat er in dat geval - anders dan bij een niet-ontvankelijkverklaring - reeds een inhoudelijke beoordeling van en beslissing bij vonnis op de vordering heeft plaatsgevonden, aan de uitkomst waarvan de benadeelde gebonden is behoudens hoger beroep en/of cassatie. In dat geval behoort de benadeelde voor de mogelijkheid van een hogere voorziening niet afhankelijk te zijn van de verdachte en/of het OM. Voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep dient derhalve van een afwijzing van de vordering te blijken.
6. [appellant] heeft niet gesteld dat zijn vordering is afgewezen. Evenmin heeft hij gesteld dat de wel door hem gestelde weigering om op zijn vordering te beslissen ten deze met een afwijzing gelijk kan worden gesteld. Omstandigheden waaruit dat zou kunnen volgen zijn ook niet gesteld of gebleken. Zo blijkt uit de overgelegde stukken niet dat er enige inhoudelijke beoordeling van de vordering aan de gestelde weigering ten grondslag lag of heeft plaatsgevonden; de stellingen van [appellant] duiden veeleer op het tegendeel. Er moet dus vanuit worden gegaan dat geen beoordeling heeft plaatsgevonden, zodat [appellant], indien de politierechter hem - zoals [geïntimeerde] gesteld en [appellant] betwist heeft - bij het mondelinge vonnis ter zitting al niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, na dat vonnis in dezelfde positie verkeerde als ware dat geschied.
7. Nu om voormelde redenen niet geoordeeld kan worden dat de vordering door de politierechter is afgewezen, dient [appellant] in het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard en in de kosten van het hoger beroep veroordeeld te worden.
BESLISSING
Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op deze uitspraak begroot op nihil terzake van verschotten en op € 817,= terzake van het salaris van de procureur.
Aldus gewezen door de mrs. De Groot, Boele en Looten en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 28 maart 2002 in bijzijn van de griffier.