Uitspraak : 17 april 2002
Rekestnummer : 090-H-02
Rekestnr. rechtbank : JE RK 01-1781
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. G.P. Veldhuis.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [X.],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. de Stichting Jeugdbescherming en -reclassering Zuid-Holland Noord,
kantoor houdende te [woonplaats],
hierna te noemen: Jeugdzorg,
3. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
De moeder is op 4 februari 2002 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 4 december 2001.
Jeugdzorg heeft op 13 maart 2002 een verweerschrift ingediend.
De raad heeft het hof bij brief van 6 maart 2002 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 3 april 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: namens Jeugdzorg mevrouw [Y.] (de gezinsvoogdes) en de heer [Z.]. De moeder is, hoewel daar-toe behoor-lijk opge-roepen, noch in persoon noch bij procureur versche-nen. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen:
[D.], geboren op 26 december 1994;
[P.], geboren op 30 november 1995;
[M.], geboren op 3 juni 1997 en
[A.], geboren op 31 juli 1998.
Bij beschikking van 6 maart 2001 heeft de kinderrechter in de recht-bank te 's-Gravenhage de minderjarigen onder toe-zicht gesteld voor de periode van 7 maart 2001 tot 7 december 2001.
Bij beschikking van 6 maart 2001 heeft de kinderrechter in de recht-bank te 's-Gravenhage machtiging verleend aan Jeugdzorg om de minderjarigen uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang, danwel in een tehuis voor opvoeding en verzorging, danwel in een tehuis voor buitengewone behandeling, danwel in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is ver-lengd bij beschikking van 4 december 2001 door de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage voor de periode van 7 december 2001 tot 7 december 2002.
Op 29 oktober 2001 heeft Jeugdzorg de rechtbank te 's-Gravenhage ver-zocht de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen. De vader heeft bij schriftelijke verklaring van 29 november 2001 zich akkoord verklaard met het verzoek van Jeugdzorg aan de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de bestreden be-schikking de termijn van ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met een jaar, met ingang van 7 december 2001 tot 7 december 2002, met behoud van Jeugdzorg als gezinsvoogdij-instelling.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De moeder heeft nagelaten het inleidend verzoekschrift met de daarbij behorende stukken over te leggen, zodat zij op grond van artikel 429o lid 2 Rv in principe niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Nu evenwel van de zijde van Jeugdzorg deze stukken bij verweerschrift zijn ingekomen, is het verzuim van de moeder daarmee hersteld, zodat zij ontvankelijk is in haar hoger beroep.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen dat de minderjarigen dienen terug te keren naar de moeder, zodra zij over voldoende woonruimte beschikt om de kinderen op te vangen.
3. Jeugdzorg verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen. Ter zitting heeft Jeugdzorg zijn standpunt nader toegelicht.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de minderjarigen zodanig opgroeien, dat hun zedelijke en geestelijke belangen alsmede hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald en naar is te voorzien, zullen falen.
5. Uit het voorgaande volgt dat de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling van de minderjari-gen nog steeds aanwezig zijn, zodat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van den Wildenberg en Kok, bijge-staan door mr. Verkuil als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 17 april 2002.