ECLI:NL:GHSGR:2002:AE2481

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
444-M-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bruijn-Lückers
  • A. van den Wildenberg
  • C. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na weigering van de moeder om medewerking te verlenen aan onderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep inzake een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de procedure aangespannen nadat de moeder, verweerder in hoger beroep, herhaaldelijk haar medewerking heeft geweigerd aan door het hof opgelegde onderzoeken. De zaak is gestart met een tussenbeschikking op 21 februari 2001, waarin het hof het onderzoek heeft heropend en een informatieregeling heeft vastgesteld. De moeder weigerde echter opnieuw haar medewerking, wat het hof noopte tot het vaststellen van een omgangsregeling.

Het hof heeft vastgesteld dat het belang van de minderjarige niet wordt gediend door het afwijzen van contact met de vader. De omgangsregeling is voorzichtig opgezet, met een eerste omgang van één zaterdag per twee weken, te beginnen op 19 januari 2002, en een uitbreiding naar een weekend per vier weken vanaf 13 april 2002. Het hof heeft de partijen aangeraden om, indien nodig, de hulp van de raad voor de kinderbescherming in te roepen voor begeleiding bij het opstarten van de omgang.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de omgangsregeling vastgesteld, waarbij het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 9 januari 2002 door de rechters M. de Bruijn-Lückers, A. van den Wildenberg en C. Fockema Andreae-Hartsuiker, met mr. Louwinger-Rijk als griffier.

Uitspraak

Uitspraak : 9 januari 2002
Rekestnummer : 444-M-99
Rekestnr. rechtbank : 1753/1996
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te Heemskerk,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. F.B. Kloppenburg,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te Vlissingen,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 21 februari 2001, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, waarbij het hof het onderzoek heeft heropend en de verdere behandeling heeft aangehouden tot 30 juni 2001 pro forma, het PAR heeft verzocht het bij de tussenbeschikking van 19 juli 2000 verzochte onderzoek alsnog voort te zetten, een informatieregeling heeft vastgesteld en aan niet-nakomen van deze informatieregeling een dwangsom van ƒ 250,- per keer heeft gekoppeld, met een maximum van ƒ 10.000,-. Iedere verdere beslissing is in afwachting van het onderzoek aangehouden.
Het hof heeft van het FORA (rechtsopvolger van het PAR) bij brief van 8 mei 2001 het rapport van 2 april 2001 ontvangen.
Vervolgens heeft het hof van de raadsman van de vader een brief, gedateerd 20 juni 2001 en een fax, gedateerd 16 oktober 2001 ontvangen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In de tussenbeschikking van 21 februari 2001 heeft het hof onder andere overwogen dat, indien de moeder aan het in diezelfde beschikking beschreven onderzoek door het PAR (thans het FORA), haar medewerking zou weigeren, het hof het ervoor zou houden dat er alsdan geen beletselen zouden zijn voor enige vorm van omgang van [de minderjarige] met haar vader.
2. Uit de brief met bijlagen van het FORA, gedateerd 8 mei 2001, blijkt dat de moeder wederom haar medewerking heeft geweigerd aan het door het hof opgedragen onderzoek, nadat zij reeds eerder had geweigerd mede te werken aan het door het hof bij tussenbeschikking van 26 november 1999 bevolen proefcontact, en eerder in 2000 had geweigerd mee te werken aan een door het hof bij tussenbeschikking van 19 juli 2000 bevolen onderzoek door het PAR.
3. Het hof zal dan ook een omgangsregeling van de vader met [de minderjarige] vaststellen, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich tegen een omgangsregeling verzet, maar dat integendeel de moeder ieder contact met de vader afwijst, hetgeen niet in het belang van [de minderjarige] is. Gelet op het tijdsverloop tussen het laatste contact met de vader, is het hof van oordeel dat de omgangsregeling voorzichtig dient te worden opgestart in die zin dat een zaterdag per twee weken omgang zal plaatsvinden van 12.00 uur 's morgens tot 15.00 uur 's middags, te beginnen op 19 januari 2002, en vanaf 13 april 2002 gedurende een weekend per vier weken van zaterdagochtend 12.00 uur tot zondagavond 18.00 uur. Het hof geeft partijen in overweging desnodig bij het opstarten van de omgang de hulp van de raad voor de kinderbescherming in te roepen, om de omgang te begeleiden.
4. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschik-kende:
bepaalt een om-gangsregeling tussen de vader en [de minderjarige], inhoudende dat zij met ingang van 19 januari 2002 één zaterdag per twee weken omgang met elkaar zullen hebben van 12.00 uur 's morgens tot 15.00 uur 's middags, en met ingang van 13 april 2002 gedurende één weekend per vier weken van 12.00 uur zaterdagochtend tot 18.00 uur zondagavond;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bruijn-Lückers, van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker bijge-staan door mr. Louwinger-Rijk als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 9 januari 2002.