ECLI:NL:GHSGR:2002:AE2502
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dusamos
- M. Labohm
- J. Mulder
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gebruiksvergoeding en verdeling huwelijksgemeenschap na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De vrouw, verzoeker en incidenteel verweerder, had eerder verzocht om een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning, die door de man, verweerder en incidenteel verzoeker, werd bewoond. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de man een vergoeding van ƒ 1.325,- per maand aan de vrouw verschuldigd was voor het gebruik van de woning, maar de man had hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof had de man in een eerdere beschikking niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de voorlopige voorziening, omdat daartegen in beginsel geen hoger beroep openstaat.
De vrouw stelde dat de man niet in zijn verzoek tot afwijzing van haar gebruiksvergoeding kon worden ontvangen, omdat de voorlopige voorzieningen vervallen waren na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Het hof oordeelde dat de man, als feitelijke bewoner van de woning, een redelijke vergoeding aan de vrouw moest betalen voor het gebruik van haar aandeel in de woning. Het hof bevestigde dat het niet in strijd met de wet is om een gebruiksvergoeding vast te stellen, ook al is er geen expliciete regeling voor het voortgezet gebruik van de woning door een van de gewezen echtgenoten.
Het hof oordeelde verder dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, omdat dit verzoek niet op de juiste wijze was ingediend. De vrouw had verzuimd om een verzoek tot gebruiksvergoeding in de echtscheidingsprocedure in te dienen, en het hof oordeelde dat de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden in een aparte procedure moesten worden gevorderd. De beschikking van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, en het hof bepaalde dat de man vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking aan de vrouw een vergoeding van € 601,25 per maand verschuldigd was voor het gebruik van de woning.