ECLI:NL:GHSGR:2002:AE2883
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van den Wildenberg
- J. Duindam
- M. Labohm
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van minderjarigen naar Canada
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam. De centrale autoriteit had verzocht om de teruggeleiding van de minderjarige kinderen, [zoon] en [dochter], naar hun gewone verblijfplaats in Canada, waar hun vader woont. De moeder, die in Schiedam woont, was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De centrale autoriteit, vertegenwoordigd door mr. J.M. Léons, heeft de moeder in haar verzoeken bestreden.
De kinderrechter had in zijn beschikking bepaald dat de kinderen voor 15 februari 2002 terug moesten keren naar Canada of aan de vader moesten worden afgegeven. De moeder voerde aan dat de kinderen in een ondragelijke situatie zouden komen bij terugkeer en dat de vader niet goed voor hen zou kunnen zorgen. Het hof oordeelde echter dat de moeder geen bewijs had geleverd voor haar stellingen en dat de zorgen over de situatie in Canada niet voldoende onderbouwd waren. Het hof nam de overwegingen van de kinderrechter over en concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De grieven van de moeder, waaronder de kosten van terugkeer en de mogelijkheid van het inschakelen van de sterke arm, werden door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat de kinderrechter op juiste wijze van zijn bevoegdheid gebruik had gemaakt en dat de moeder geen belang had bij de grief over de sterke arm, aangezien de wetgeving dit al mogelijk maakte. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de teruggeleiding van de kinderen naar Canada werd bevestigd.