ECLI:NL:GHSGR:2002:AE3138

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
873-H-98
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. Pannekoek-Dubois
  • J. Duindam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van nationaliteit in de Gemeentelijke Basisadministratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de nationaliteit in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente Zoetermeer. De gemeente had de 'Somalische nationaliteit' van een vrouw, die tevens de wettige vertegenwoordigster was van haar drie minderjarige kinderen, gewijzigd in 'onbekende nationaliteit'. De vrouw, bijgestaan door haar procureur, was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep. De commissie die advies gaf over de burgerlijke staat en nationaliteit, stelde vast dat de nationaliteit geen gegeven van de burgerlijke staat is en dat de GBA strikt is in de registratie van gegevens. De commissie merkte op dat de gemeente geen bewijs kon leveren dat de eerder geregistreerde nationaliteit onjuist was, aangezien de betrokkenen in bewijsnood verkeerden door het ontbreken van een erkend centraal gezag in Somalië. Het hof oordeelde dat de gemeente niet binnen de grenzen van behoorlijk bestuur had gehandeld door de nationaliteit te wijzigen, omdat er geen bewijs was dat de geregistreerde nationaliteit onjuist was. De beslissing van de rechtbank van 4 november 1998 werd dan ook bekrachtigd, met verbetering van gronden. Het hof benadrukte het belang van consistente registratie door overheidsorganen en de noodzaak van gedegen onderzoek bij twijfel over nationaliteit.

Uitspraak

Uitspraak : 27 maart 2002
Rek.nr. : 873 H 98
Rek.nr.rb. : 98.360
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
de GEMEENTE ZOETERMEER,
te Zoetermeer,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur aanvankelijk mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg,
thans mr. B. Meijer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te Zoetermeer,
hierna te noemen [de vrouw],
mede als wettig vertegenwoordigster van haar [drie minderjarige kinderen]
verweerders, tevens incidenteel verzoekers, in hoger beroep,
procureur mr. J.J.P.M. Benders.
HET GEDING
Voor de loop van het geding tot en met de tussenbeschikking van het hof van 28 februari 2001 verwijst het hof naar die beschikking.
In die beschikking heeft het hof aan de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit gevraagd of hetgeen in die tussenbeschikking is overwogen de commissie aanleiding geeft algemene opmerkingen te maken die van belang kunnen zijn voor de afweging waarvoor het hof staat.
Bij brief van 6 september 2001 heeft de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit advies uitgebracht.
Bij brief van 23 oktober 2001 heeft de gemeente op dat advies gereageerd.
De advocaat-generaal heeft bij conclusie van 1 november 2001 eveneens gereageerd op het advies.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In de tussenbeschikking heeft het hof aangegeven dat het voor de vraag staat of de gemeente binnen de grenzen van behoorlijk bestuur de vrijheid heeft om het opgenomen gegeven "Somalische nationaliteit" te wijzigen in: onbekende nationaliteit.
2. In het advies geeft de commissie allereerst aan dat legalisatie en eventueel verificatie van buitenlandse documenten alleen aan de orde is bij de burgerlijke staat van personen. Vervolgens stelt de commissie vast dat de nationaliteit geen gegeven van de burgerlijke staat betreft.
De commissie stelt verder dat het systeem van de Wet GBA strikt is. Alleen aan de hand van documenten kan inschrijving in de gba plaatsvinden. Het sterkste document betreft dan de geboorteakte, het zwakste een verklaring onder eed of belofte. De gemeenten hebben geen of nauwelijks een marge om af te wijken van de gronden zoals opgenomen in artikel 43 Wet GBA voor opneming van een buitenlandse nationaliteit in de gba.
Is eenmaal een nationaliteit opgenomen, dan kan zulks alleen worden gewijzigd indien de gemeente constateert dat het opgenomen gegeven onjuist of niet meer actueel is.
Ten aanzien van de Somalische documenten zoals in de onderhavige zaak zijn overgelegd, stelt de commissie vast dat betrokkenen in bewijsnood verkeren, nu zij door het ontbreken van een centraal gezag in dat land dat als zodanig in Nederland wordt erkend, geen nader bewijs kunnen leveren door middel van documenten van de Somalische autoriteiten ten aanzien van het gestelde bezit van de Somalische Nationaliteit.
De commissie merkt voorts op dat de vermelding van de nationaliteit in de gba een registratie is en geen vaststelling. Bij twijfel aan de opgegeven nationaliteit volgt een deskundigenonderzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Een dergelijk onderzoek omvat een gedegen onderzoek naar de taal en de cultuur van de betrokkenen, op grond waarvan kan worden afgeleid welke nationaliteit zij bezitten. Een dergelijk onderzoek leidt tot registratie van de nationaliteit van de betrokkene door de IND.
De commissie constateert dat het in de praktijk met enige regelmaat voorkomt dat de gba-ambtenaar anders beslist dan de IND, en in plaats van de nationaliteit opneemt "nationaliteit onbekend". De commissie acht het ongewenst dat een en dezelfde persoon door overheidsorganen op verschillende wijze geregistreerd wordt.
3. De gemeente heeft gepersisteerd bij haar standpunt.
4. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking, zij het onder verbetering van gronden.
5. Het hof verwijst naar hetgeen reeds is overwogen in de tussenbeschikking van 28 februari 2001 en neemt dat hier over. Mede in aanmerking genomen het advies van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit, komt het hof tot het oordeel dat het de gemeente in het onderhavige geval niet vrijstond om binnen de grenzen van behoorlijk bestuur het opgenomen gegeven "Somalische nationaliteit" te wijzigen in: onbekende nationaliteit, nu de Somalische nationaliteit door de IND uit een gedegen onderzoek is afgeleid en een wijziging van de gegevens in de gba slechts mogelijk is indien de gemeente constateert dat het opgenomen gegeven onjuist is, hetgeen de gemeente niet heeft kunnen constateren, nu zij zich beroept op documenten en wel identiteitsbewijzen, waarvan allerminst is komen vast te staan dat die niet juist zouden zijn.
De bestreden beslissing zal dan ook, met verbetering van gronden zoals reeds overwogen in de tussenbeschikking van 23 april 1999, worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank van 4 november 1998.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Pannekoek-Dubois en Duindam, bijgestaan door Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2002.