ECLI:NL:GHSGR:2002:AE3549
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. de Bruijn-Lückers
- A. Dusamos
- J. Punselie
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter na ernstige vertrouwensbreuk
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, die in 1996 met de moeder was gehuwd, had in 1998 een dochter gekregen. Door een ernstige vertrouwensbreuk tussen de ouders, veroorzaakt door de gedragingen van de vader, heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met de dochter ontzegd voor de duur van twee jaar. De vader had tijdens het huwelijk de moeder stelselmatig voorgelogen en had zich schuldig gemaakt aan diverse misdaden, waaronder brandstichting en valsheid in geschrifte. Hij was eerder opgenomen in een kliniek voor behandeling van een persoonlijkheidsstoornis.
Het hof oordeelde dat, hoewel de vader enige positieve veranderingen in zijn psychische gesteldheid had doorgemaakt, het nog te vroeg was om een omgangsregeling vast te stellen. De vader had nauwelijks contact met de dochter, die hem niet als haar vader kende. Het hof vond dat een omgangsregeling op dit moment te veel spanningen voor de moeder met zich mee zou brengen, wat schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige. De moeder werd de tijd gegund om haar vertrouwen in de vader te herstellen, maar het hof benadrukte dat zij ook aan dit vertrouwen moest werken.
De vader had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen. De moeder voerde aan dat de vader ongeschikt was tot omgang en dat de vertrouwensbreuk onoverkomelijk was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond.