ECLI:NL:GHSGR:2002:AE3747

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
131-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, die momenteel verblijft in de gesloten inrichting "Het Poortje" te Groningen. De minderjarige is in 1987 geboren uit een inmiddels ontbonden huwelijk van haar ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2001 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarige uitgesproken en Jeugdzorg benoemd tot gezinsvoogdes. De ouders hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waardoor de minderjarige zelf het initiatief heeft genomen om in hoger beroep te gaan. Dit is mogelijk gemaakt door de benoeming van een bijzondere curator, aangezien de minderjarige in een gesloten inrichting verblijft, wat een inbreuk op haar vrijheid betekent.

Tijdens de zitting heeft de minderjarige haar standpunt over de uithuisplaatsing toegelicht. Ze heeft aangegeven dat ze zich niet thuis voelt in de gesloten inrichting en dat ze liever ambulante hulp ontvangt in een liefdevolle omgeving. De minderjarige heeft ook aangegeven dat ze goede cijfers behaalt op school en dat ze zich bewust is van haar gedragsproblemen. De vertegenwoordiger van Jeugdzorg heeft bevestigd dat de conclusie van een recent persoonlijkheidsonderzoek is dat de minderjarige niet langer in een gesloten setting hoeft te verblijven.

Het hof heeft geoordeeld dat de minderjarige ontvankelijk is in haar hoger beroep en heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de machtiging tot gesloten plaatsing. De overige delen van de beschikking zijn bekrachtigd. De beslissing is genomen op 8 mei 2002, waarbij het hof de geslotenheid van de plaatsing heeft opgeheven, maar de uithuisplaatsing in een residentiële voorziening noodzakelijk blijft voor de verzorging, opvoeding en behandeling van de minderjarige.

Uitspraak

Uitspraak : 8 mei 2002
Rekestnummer : 02 H131
Rekestnr. rechtbank : JE RK 01/1880
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellante],
momenteel verblijvende in de gesloten inrichting "Het Poortje" te Groningen,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
procureur mr. J.A.W. Knoester.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de moeder,
[2. belanghebbende 2,],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de vader,
3. de Stichting Jeugdbescherming en Reclassering Zuid-Holland Noord, werkeenheid Gouda,
kantoor houdende te Gouda,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
4. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
De minderjarige is [in] 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te [x] [in] 2001.
Van de zijde van de minderjarige is bij het hof een brief met bijlagen ingekomen, gedateerd 21 maart 2002.
De raad heeft het hof bij brief van 25 maart 2002 medegedeeld geen bemoeienis met de zaak te hebben gehad en niet terechtzitting te zullen verschijnen.
Jeugdzorg heeft op 5 april 2002 per fax een verweerschrift ingediend vergezeld van bijlagen waaronder het hulpverleningsplan en per die zelfde datum het originele verweerschrift met bijlagen ingediend.
Op 17 april 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen is de minderjarige vergezeld en haar raadsvrouwe mr. M. Jonkman en als belanghebbenden: de heer Verkerk, namens Jeugdzorg de moeder en de vader.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De minderjarige is [in] 1987 te Gouda geboren uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders, die gezamenlijk belast bleven met het ouderlijk gezag.
Bij beschikking [in] 2001 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarige uitgesproken voor de duur van een jaar met benoeming van Jeugdzorg tot gezinsvoogdes.
[In] 2001 heeft Jeugdzorg aan de kinderrechter in de rechtbank te [x] een spoedmachtiging uithuis-plaatsing verzocht voor plaat-sing van de minderjarige in een gesloten inrichting. Het verzoek heeft geleid tot de bestreden be-schik-king en het verblijf van [de minderjarige] in de gesloten inrichting "Het Poortje" te Groningen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Allereerst komt de vraag aan de orde of de minderjarige processueel bekwaam kan worden geacht in hoger beroep te komen, nu zij zelfstandig, niet vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger dan wel een bijzondere curator, procedeert.
2. Volgens de Nederlandse wetgeving komt in beginsel aan een minderjarige niet het recht toe om zelfstandig het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden. Dit recht komt in beginsel toe aan de ouder die het gezag uitoefent. In dit geval zijn dat de vader en de moeder. De vader en de moeder hebben tegen de beschikking van de kinderrechter geen hoger beroep ingesteld., noch zelf, noch in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige. Dit betekent dat ex artikel 1:250 BW een bijzondere curator benoemd dient te worden. De minderjarige is ingevolge de bestreden beschikking uit huis geplaatst in een gesloten inrichting. Er is dus sprake van een vrijheidsbeneming. Artikel 5 lid 4 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en artikel 37 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind geven de minderjarige het recht om de rechtmatigheid van haar vrijheidsbeneming aan de rechter voor te leggen en op een onverwijlde beslissing ten aanzien van het door haar ingestelde beroep. Gelet op de inbreuk die de maatregel maakt op de persoonlijke vrijheid van de minderjarige en het spoedeisende karakter van de procedure kan de benoeming van een bijzondere curator niet worden afgewacht en is de minderjarige ontvankelijk in het door haar ingestelde beroep.
Wel is op grond van het bepaalde in artikel 1:261, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek door dit hof op 2 april 2002 last tot toevoeging van een raadsman aan de minderjarige gegeven.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De minderjarige verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
2. Jeugdzorg verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen
3. Ter terechtzitting heeft de minderjarige haar standpunt met betrekking tot de plaatsing in een gesloten inrichting gehandhaafd. Zij heeft verklaard dat zij door de uithuisplaatsing is "wakker geschud". Zij beseft dat zij gedragsproblemen heeft en een behandeling moet ondergaan, doch bestrijdt dat dit vanuit een gesloten setting moet gebeuren en wil ambulant behandeld worden. Zij voelt zich niet thuis in "het Poortje" waar zij zich bevindt tussen jongeren met een crimineel verleden en achtergond. Zij vindt dat zij opgevangen dient te worden in een liefdevolle omgeving. Zij heeft een liefdesrelatie met de 18 jarige zoon van de fami[F.]] Zijn ouders hebben zich bereid verklaard als tussenpersoon te fungeren en zijn bereid om [de minderjarige] vanuit hun huis ambulante behandeling te laten ondergaan. Zij volgt nu weer het VBO-MAVO en behaalt goede cijfers. De minderjarige beklaagt zich erover dat zij de gezinsvoogdes pas één keer heeft gezien en dat het onmogelijk is om telefonisch met Jeugdzorg in contact te komen. Het is haar bekend dat de conclusie van een verricht persoonlijkheidsonderzoek is dat zij niet langer gesloten behoeft te worden geplaatst.
4. Door de vertegenwoordiger van Jeugdzorg is verklaard dat de rapportage van het persoonlijkheidsonderzoek een dag voor de mondelinge behandeling gereed is gekomen, maar hem nog niet heeft bereikt. Wel is hem informeel medegedeeld dat de conclusie van het rapport luidt dat de minderjarige naar een open setting kan worden overgeplaatst. Zodra het rapport in zijn bezit is zal naar een plaats in een open setting worden gezocht. Hij heeft hieraan toegevoegd dat het vinden van een plaats geen gemakkelijke opgave zal zijn, aangezien dergelijke inrichtingen overvol zijn. Plaatsing bij de familie [F.] is voor Jeugdzorg geen optie, mede gelet op de liefdesrelatie van de minderjarige met de zoon des huizes.
5. De ouders hebben ter zitting aangegeven dat zij het niet eens zijn met de uithuisplaatsing.
De moeder zou graag zien dat de minderjarige weer bij haar komt wonen.
6. Uit de aan het hof overgelegde rapportage en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat er bij de minderjarige sprake is van ernstige gedragsproblematiek. De minderjarige is grenzeloos opgevoed en heeft veel sturing nodig. Zij ondervindt problemen met de verwerking van haar seksueel misbruik - onder andere door de vader -, zij vertrouwt niemand meer en haat zichzelf. Zij lijkt het moeilijk te vinden om aan haar problemen te werken. Gemaakte afspraken komt zij niet na. Hulpverlening in een vrijwillig kader is daardoor zeer moeilijk en bleek in het verleden te kort te schieten. Wel acht het hof plaatsing in een gesloten setting niet langer meer noodzakelijk, mede omdat door Jeugdzorg zelf is gesteld dat een van de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek is dat plaatsing in een gesloten inrichting thans niet langer geïndiceerd is Om die reden zal het hof met ingang van de dag van de uitspaak van deze beschikking de geslotenheid van de plaatsing opheffen. Naar het oordeel van het hof blijft uithuisplaatsing in een residentiële voorziening noodzakelijk tot verzorging, opvoeding en behandeling van de minderjarige.
Gelet op het bovenstaande dient de bestreden beschikking in zover daarbij machtiging is verleend de minderjarige gesloten te plaatsen te worden vernietigd en zal als volgt worden beslist.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de minderjarige ontvankelijk in haar hoger beroep;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij machtiging is verleend tot plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voor-raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, De Gooijer en Torrenga, bijge-staan door mr. Souren-Cramer als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 8 mei 2002.